1.   semester zn. 'half jaar'
Nnl. semester 'halfjaar' [1811; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Duits semester 'academisch halfjaar' [1515; Paul] of Franse semestre [1618; TLF], zelf ontleend aan Neolatijn semestris 'id.', het zelfstandig gebruikte klassiek-Latijnse bn. sēmestris, ouder sēmenstris 'zesmaandelijks', gevormd uit sex 'zes' (zie zes) en mēnsis 'maand' (zie maand).
Fries: semester


  naar boven