1.   heraut zn. 'aankondiger'
categorie:
leenwoord
Mnl. heraut 'verkondiger' in een eraut ... beriep enen tornoy groet 'een omroeper kondigde een groot toernooi aan' [ca. 1350; MNW beroepen], heraut 'aankondiger' [1470; MNW ongerust]; vnnl. heraut 'aanzegger' [1567; WNT aanbieden].
Ontleend aan Frans héraut 'verkondiger' [hyraut 1176-81; Rey], uit ouder *heralt, vergelijk middeleeuws Latijn heraldus [13e eeuw]. Dit is zelf een Germaans leenwoord, uit Frankisch *hariwald, gevormd uit pgm. *harja- 'leger', zie heer 2, en de stam van pgm. *waldan- 'heersen', zie geweld. De oorspr. betekenis moet dus ongeveer 'legeraanvoerder' zijn geweest; het is hetzelfde woord als Chariowalda, de naam van een door Tacitus genoemde Bataafse vorst. In het Nederlandse taalgebied hieruit met de verschuiving -old > -oud (zie koud) de persoonsnaam Haroud, bijv. Haroudus [12e eeuw; GN, 46], (Aernoud de Tuc dit) Harout [Debrabandere 1970, 178], Daneel Harout [1419; Debrabandere 1958, 61].
Persoonsnamen die op dezelfde samenstelling teruggaan: os. Heriold, oe. Hereweald (ne. Harold), Oudnoords Haraldr (modern Scandinavisch Harald). Met de betekenis 'aankondiger' aan het Frans ontleend: nhd. Herold, ne. herald.
Al in de Oudfranse tijd waren herauten geen legeraanvoerders meer, de heraut trad op als openbare aankondiger bij toernooien en plechtige of feestelijke gelegenheden. Nu wordt het woord alleen als historische term gebruikt en soms nog als algemeen 'aankondiger'. Zie ook heraldiek.
Literatuur: F. Debrabandere (1958), Kortrijkse persoonsnamen omstreeks 1400, Handzame; F. Debrabandere (1970), Studie van de persoonsnamen in de Kasselrij Kortrijk 1350-1400, Tongeren
Fries: heraut


  naar boven