1.   pot 2 zn. 'homoseksuele vrouw, lesbienne'
categorie:
verkorting, klankwoord
Nnl. pot 'lesbienne' [1970; Broersma].
Verkorting van lollepot "wellustige vrouw; vrouw die zich aan ontucht met vrouwen overgeeft" [1906; Boeventaal], een betekenisuitbreiding, wrsch. met bijgedachte aan 'vrouw die zich warmt met iets anders dan een man', van lollepot 'stenen pot met gaten in het deksel, waarin vuur wordt gedaan, en die als verwarmingsmiddel wordt gebruikt, voornamelijk door vrouwen', uit algemener lollepot 'klein verwarmingstoestel, gloedpan' [1567; Nomenclator]. Het tweede lid is dus pot 1. Het op deze manier verwarmen van de dijbenen en de geslachtsdelen heette lollen [1599; Kil.], eerder al in Lollen als de olde vrouwen [1573; Thes.]. Wrsch. is dat een betekenisuitbreiding van 'slapen, dommelen' zoals in Ligdy noch al in uwen nest ende lolt 'ligt u nog steeds in uw bed te slapen?' [ca. 1540; MNW]. Lollen is wrsch. een klankexpressief woord.
Fries: -


  naar boven