1.   post 1 zn. 'paal'
categorie:
leenwoord
Mnl. post 'deurpost, deurpaal' [1240; Bern.], Hi hiet bestriken ... Hare poste ende hare ouerdueren. Mettien bloede 'hij liet hun deurposten en bovendorpels bestrijken met het bloed' [1285; VMNW].
Ontleend aan Latijn postis 'deurpost, pijler', dat wellicht teruggaat op ouder *por-stis en dan gevormd uit por 'voor' en een afleiding van de wortel van stāre 'staan', zie staan (Glare). De letterlijke betekenis is dan ongeveer 'voor-staander'.
Fries: post


  naar boven