1.   portret zn. 'afbeelding van een persoon, beschrijving'
categorie:
leenwoord
Vnnl. pourtraict 'afbeelding' [1575; Stall. III], dit pourtraict ... vande oude cappelle ... door mr. J.G., schilder [1610; WNT uitsteeksel], portrai(c)t 'afbeelding van een persoon' in de Prins van Orange syn portraict te paard [1669; WNT], 'beschrijving in woorden' in je eygen portrait 'een beschrijving van jezelf' [1689; WNT]; nnl. portret ook 'persoon' in dat goor portret 'dat akelige wijf' [1721; WNT], 'schilderij, afbeelding' in een portret in miniatuur van haare Dogter [1784; WNT], 'beschrijving in woord en beeld' in Een zeer geslaagd portret ... Een aanwinst ... voor de filmotheek [1963; WNT Aanv. filmotheek].
Ontleend aan Frans portrait 'karakterisering van een persoon in woorden' [1550; TLF], eerder al 'tekening of schilderij van een persoon' [1538; TLF], ouder portret 'afbeelding' [ca. 1170; TLF], het zelfstandig gebruikte verl.deelw. van portraire, ouder pourtraire 'schilderen, tekenen, afbeelden', letterlijk '(lijnen) trekken, (een beeld) tevoorschijn brengen', gevormd uit por-, pour- 'tevoorschijn, voort' < Latijn prō-, zie pro-, en traire 'trekken' < Latijn trahere 'trekken', zie tractor.
Fries: portret


  naar boven