1.   portiek zn. 'zuilengalerij; gemeenschappelijke woningentree'
categorie:
leenwoord
Vnnl. 'zuilengalerij' in een geheele Italiaensche portique [1688; WNT]; nnl. 'woningentree' in in een portiek voor den regen schuilen [1920; WNT].
Ontleend aan Frans portique 'zuilengalerij' [1547; Rey] (naast Frans porche), een wetenschappelijke ontlening aan Latijn porticus 'id.', afgeleid van porta 'doorgang, poort, deur', zie poort.
De betekenis 'gemeenschappelijke woningingang' heeft zich ontwikkeld uit die van 'zuilengalerij', die vaak aan de entreezijde van een gebouw lag. Ook de woningportiek had oorspronkelijk een open verbinding met de straat. Pas later werden ook woningen met een afgesloten gemeenschappelijke entree in het NN portiekwoningen genoemd. Deze waren in tegenstelling tot de horizontaal ontsloten galerijwoningen verticaal ontsloten.
Fries: portyk


  naar boven