1.   portie zn. 'deel, hoeveelheid'
categorie:
leenwoord
Mnl. porcie, portie 'deel, aandeel' in Jc (God) ben vwe porcie ende v schat 'Ik ben het u toekomend deel en uw schat' [1265-70; VMNW], hare porcie ende aendeel van den costen [1439; MNW overliden]; vnnl. porcie, portie 'hoeveelheid eten' in tconvents porci 'de portie eten die het klooster verstrekt' [1503; MNW], 'aandeel in te verrichten werk' in dat elck sijn porcie voldoe [1521; WNT], 'iemand toekomend deel van een bedrag' in de portie van gelde [1535; WNT], 'onbepaalde hoeveelheid, partij' in een portie porceleinen 'een partij porselein' [1623; WNT], een maegere portie [1648; WNT].
Ontleend, zowel via Frans portion 'portie eten' [13e eeuw; TLF], ouder ook al porcïon 'deel' [1226-27; TLF], als rechtstreeks, aan Latijn portiō (genitief -iōnis) 'deel, aandeel', een woord dat via de vaste verbinding prō portiōne 'naar verhouding' < prō *partiōne de overgebleven variant is van een verdwenen zn. *partiō 'verdeling, onderverdeling', verwant met pars (genitief partis) 'deel', zie part. Voor prō portiōne zie ook hieronder.
proportie 'evenredigheid, verhouding; afmeting'. Mnl. proporcie 'verhouding' in mengyng eniger dyngen van proporcië 'mengsel van een aantal dingen in de juiste verhouding' [1477; Teuth.]; vnnl. proporcie 'verhouding, aandeel, evenredig aandeel' en nae proporcie 'naar evenredigheid' [1599; Kil.], 'afmeting' in schoon van ghedaente ende seer juyst van proportie (ornamenten) 'mooi om te zien en zeer juist van afmeting' [1658; WNT]. Ontleend, zowel via Frans proportion 'evenredige verhouding' [1370-72; TLF], 'verhouding in afmetingen' [1265; TLF], als rechtstreeks aan Latijn prōportiō (genitief -iōnis) 'verhouding', een zn. dat ontstaan is uit de oudere verbinding prō portiōne 'naar verhouding', zie pro- en zie hierboven.
Fries: poarsje


  naar boven