1.   legatie zn. 'gezantschap'
categorie:
leenwoord
Mnl. legacie 'gezantschap' [ca. 1480; MNHWS]; vnnl. totte legatien van Engeland en Denemarken 'aan de gezantschappen van Engeland en Denemarken' [1596; WNT].
Al dan niet via Frans légation 'gezantschap' [12e eeuw; Rey] ontleend aan Latijn lēgātiō 'id.', afleiding van lēgāre 'opdragen, als gezant zenden', zie legaat 1.
legaat 2 zn. 'pauselijk gezant'. Mnl. legat 'gezant' [1240; Bern.], i.h.b. 'pauselijke gezant' zoals in paues, kardinael, of legaet, of ander persoon van der heligher kerken [1287; CG II]. Al dan niet via Frans légat 'id.' ontleend aan Latijn lēgātus 'id.', eveneens afgeleid van lēgāre.
Fries: legaasje


  naar boven