1.   legaat 1 zn. 'erflating'
categorie:
leenwoord
Mnl. legaet 'schenking bij testamentaire beschikking' in alle de legaeten ende schulden te betaelene [15e eeuw; Stall.]; vnnl. legaet in testamenten, legaten en andere [1524; WNT notaris].
Ontleend aan Latijn lēgātum 'nalatenschap, legaat', het zelfstandig gebruikte onzijdige verl.deelw. van lēgāre '(bij contract) overdragen, nalaten', afleiding van lēx (genitief lēgis) 'contract, wet', zie legaal. Het Latijnse werkwoord had nog een tweede betekenis 'opdragen, als gezant zenden', waarvoor zie legatie.
Fries: legaat


  naar boven