1.   bulldozer zn. 'grondverschuiver'
categorie:
leenwoord
Nnl. bulldozer 'grondverschuiver, trekkerschuif' [1950; NTg 43, 94].
Ontleend aan Amerikaans-Engels bulldozer 'bulldozer' [1930; OED]. Eerder al bulldozer 'iemand die negers afranselt' [1876; OED], bij het werkwoord bulldoze 'afranselen van negers' [1880; OED], een afleiding van het zn. bull-doze 'afranseling van negers' [1876; OED]. De meer algemene betekenis van bull doze is 'grote dosis (straf)', samengesteld uit bull 'stier' (zie bul 1) en doze (zie dosis). De zeer negatieve betekenis van het oorspr. woord is bij het huidige woord volledig verdwenen.
Het woord wordt ook figuurlijk gebruikt als "iemand die geen rekening houdt met de gevoelens van anderen, die overal overheen walst" [1999; Dale].
bulldozeren ww. 'met geweld verwijderen, als met een bulldozer vernielen'. Nnl. bulldozerde (pret.) 'werkte met geweld tegen de grond' [1966; WNT Aanv.]. Afleiding van bulldozer.
Literatuur: Grauls 1966a, 119


  naar boven