71.   concentratiekamp
categorie:
leenvertaling
Zie: concentreren
72.   dashond zn. 'teckel'
categorie:
leenvertaling
Nnl. dashond 'id.' [1810; WNT Supp. afrennen].
Leenvertaling van Duits Dachshund 'id.' [15e eeuw; Pfeifer], gevormd uit Dachs 'das', zie das 2, en Hund 'hond', zie hond, omdat deze hondensoort voor de jacht op dassen gebruikt wordt.
Synoniem met de jongere Duitse ontleningen taks 2 en het gebruikelijkere teckel.
73.   deelnemen ww. 'meedoen, deel hebben aan; meeleven'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. in het zn. deelnemers (mv.) 'rechthebbenden (op de erfenis)' [1278; CG I, 415]; nnl. deel in te nemen (in een gesprek) 'deel aan te hebben, aan mee te doen' [1732; WNT], deel neemt in de belangen van anderen 'meeleeft, meevoelt met de belangen van anderen' [1784-85; WNT].
Gevormd uit deel en nemen, dus letterlijk 'een aandeel hebben in, zijn gedeelte aanvatten', waaruit dan ook kan ontstaan de betekenis 'een aandeel hebben in wat een ander aangaat, met hem meevoelen'. Zeer wrsch. is dat mnl. deel nemen een leenvertaling is van Latijn participere, letterlijk 'deel nemen', zie participeren. Ook het Oudhoogduits kent reeds teil neman 'deel nemen', als leenvertaling van het Latijnse werkwoord.
deelname zn. 'het deelnemen, het meedelen'. Nnl. deelname 'het meedoen' [1886; WNT Supp. arm I], 'het krijgen van zijn deel' [1904; WNT vijf I]. Gezien de late verschijning in het Nederlands waarschijnlijk niet gevormd met ablaut bij deelnemen, maar ontleend aan Duits Teilnahme 'id.' evenals landname 'het in bezit nemen van land', het enige andere woord in het Nederlands dat bestaat uit zn. + -name. Zie ook toename. ◆ deelneming zn. '(blijk van) medeleven'. Nnl. tedere deelneeming 'teder meeleven, meegevoelen (bij rampspoed)' [1785; WNT], afleiding met -ing van deelnemen.
74.   deeltijd zn., voorv. '(met) kortere arbeidstijd dan de volledige'
categorie:
leenvertaling
Nnl. deeltijd (in verbindingen als in deeltijd werken) 'kortere arbeidstijd dan de volle' [1976; WNT Aanv.].
Leenvertaling van Engels part time 'deeltijd', van part 'deel', zie part, en time 'tijd', verwant met tijd.
Engels part time wordt ook onvertaald in dezelfde betekenis gebruikt [1989; Smits/Koenen].
deeltijdbaan zn. 'baan voor minder dan de volle arbeidstijd'. Nnl. deeltijdbaan 'id.' [1984; Dale]. Samenstelling van deeltijd en baan. Dit woord heeft het eerdere deelbaan met diezelfde betekenis [1976; WNT Aanv.] verdrongen. ◆ deeltijds bn., bw. 'in deeltijd'. Nnl. deeltijdse baan 'baan in deeltijd' [1970; WNT Aanv. voltijdsch], deeltijds studeren [1986; Koenen]. Afleiding van deeltijd met het achtervoegsel -s.
75.   deelwoord zn. 'naamwoordelijke vorm van een werkwoord'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Vnnl. de Deelwoorden worden alzo genaemt, om datse van de Werkwoorden en ooc van den tijt meedelen [1633; Ruijsendaal 1989], Deelwoordt is een Woordt door Vallen buighzaam 'een deelwoord is een woord dat met naamvallen verbogen kan worden' [1649; Ruijsendaal 1989].
Samenstelling van deel en woord, als leenvertaling van Latijn participium 'deelwoord', afleiding van het werkwoord participāre 'deelnemen, deelhebben', gevormd uit pars, genitief partis 'deel' en cip-, verzwakte vorm van de stam cap- van het werkwoord capere 'nemen' (verwant met hebben). De Latijnse term is zelf weer een leenvertaling van Grieks metokhḗ 'deelwoord', van het werkwoord metékhein 'deelnemen, deel hebben'.
Literatuur: Ruijsendaal 1989
76.   diepzee zn. 'diepste deel der zeeën'
categorie:
leenvertaling
Nnl. eerst in samenstellingen: diepzeelood 'toestel om de diepte in diepe zee te meten' [1865; WNT diep II], diepzeefauna 'de dieren in de diepe oceaan' [1871; WNT diep II], diepzeevisscherij 'visserij in volle zee' [1885; WNT vogelvangst], daarna het simplex diepzee 'zee van grote diepte' [1902; WNT zelf II].
Samenstelling van diep en zee, wrsch. naar analogie van Engels deep sea, dat vooral attributief gebruikt wordt.
Het woord wordt voornamelijk gebruikt in samenstellingen als de in de 19e eeuw geattesteerde en bijv. ook diepzeeonderzoek [1912; WNT Aanv.], diepzeebodem [1929; WNT Aanv.], diepzeeduikboot [1961; WNT Aanv.].
Het woord werd in de tweede helft van de 20e eeuw wel als een germanisme beschouwd (Theissen 1978), vooral door Koenen.
Fries: 400
77.   doelmatig
categorie:
leenvertaling
Zie: doel
78.   dombo zn. 'sufferd'
categorie:
leenvertaling
Nnl. dombo [1987; Kuitenbrouwer].
Leenvertaling van Amerikaans-Engels dumbo 'dom persoon' [1960; OED] (uit dumb 'dom'), zie dom 2.
Dumbo als spotnaam voor het vliegende olifantje in de gelijknamige tekenfilm uit 1941 is al ouder. Evenals Nederlands dombo moet het dus veeleer als bedachte naam worden gezien, en niet, zoals wel gesuggereerd wordt, als een spontaan voorbeeld van het gebruik van een quasi-achtervoegsel -o, dat in navolging van het Amerikaans-Engels in de tweede helft van de 20e eeuw door diverse Europese talen overgenomen begint te worden (in het Nederlands in woorden als provo, positivo, lullo).
Literatuur: C. Hamans (2002) From rapo to lullo, about an informal internationalese. Te verschijnen
79.   domino-theorie
categorie:
leenvertaling
Zie: domino 1
80.   doorgronden ww. 'doordringen tot de grond van, doorzien, begrijpen'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. dorgronden 'begrijpen' [1265-70; CG II, Lut.K], vnnl. duergronden 'begrijpen' [16e eeuw; WNT].
Gevormd uit door- en het zn. grond in de betekenis 'diepte van een zaak', zoals ook blijkt uit de uitdrukking te gronde gaen 'doordringen tot het diepst van de zaak' [15e eeuw; MNW]. Wrsch. een leenvertaling van Frans approfondir 'diepgaande bestuderen' [13e eeuw], dat teruggaat op Latijn profundus 'diep'.
Fries: trochgrûnje

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven