131.   inlijven ww. 'in een groter geheel opnemen'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Vnnl. een mensche moet eerst met Godt inghelyft ... zyn '... geestelijk met God zijn verenigd' [1568; WNT], inlijven 'in een groter geheel opnemen' [1573; Thes.].
Gevormd uit in en lijf, als leenvertaling van Latijn incorporāre 'inlijven, belichamen', voor de wereldlijke betekenis via Frans incorporer 'id.' [1411; TLF]. Het Latijnse woord is met in- 3 gevormd bij het zn. corpus (genitief corporis) 'lichaam, lijf', zie corpus.
132.   inrichten ww. 'geschikt maken voor een bepaald doel'; (BN) 'organiseren'
categorie:
leenvertaling, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. inrichten 'ordenen, regelen', in dat hy tot nut van (de menschelyke saamenleeving) ... zyne daaden zou inrigten [1765; WNT], daar naar is zyn geheel plan ingericht [1785; WNT], '(een huis, kamer, ruimte e.d.) geschikt maken voor gebruik' in dat hy alles zo inricht (op zijn buitenverblijf), als hy gelooft, dat meest zal voldoen aan eene Vrouw van een goeden smaak [1785; WNT], eene geschikte, opzettelijk daartoe ingerigte ... vergaderplaats [1826; WNT].
Leenvertaling van Duits einrichten 'inrichten, geschikt maken voor gebruik; ordenen, regelen' [15e eeuw; Pfeifer], gevormd uit ein, zie in, en richten in de betekenis 'geschikt maken, in orde brengen', zie richten. In het Nederlands kwam deze betekenis bij richten nauwelijks voor, alleen in de 17e eeuw bij Hooft.
De betekenis 'inrichten van een huis, ruimte e.d.' is algemeen; de betekenis 'regelen' is in het NN verouderd, behalve in de vaste verbinding (iets, alles) erop inrichten (om) 'zodanig regelen dat een bepaald doel kan worden bereikt'. In het BN is inrichten een algemeen gebruikt woord voor 'organiseren', ook bijv. in de termen inrichtende macht 'bevoegd gezag (bijv. van een onderwijsinstelling)' en inrichtend comité 'organisatiecomité'.
133.   instemmen ww. 'het eens zijn met iemand of iets'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Vnnl. instemmen 'toestaan, het eens zijn' [1672; Hexham NE]; nnl. zijn Vader wil er niet instemmen [1717; Marin NF], instemmen 'zijn stem geven', in de jongste raadsheeren mogen 'er niet instemmen [1717; Marin], dan ook in de verbinding instemmen met, in dat UE: met mij zal instemmen dat ... 'dat u het met mij eens zult zijn dat' [1783; WNT], Juffrouw de Vry stemt volkomen in met den raad, dien ik u geef [1784; WNT].
Gevormd met in uit stemmen, wellicht als leenvertaling van Duits einstimmen 'instemmen', eerder al 'zijn stem met andere stemmen verenigen (bijv. in gezang)', gevormd uit ein- 'in-' en het zn. Stimme 'stem', zie stem.
134.   inteelt zn. 'voortplanting uit een verbintenis van verwanten'
categorie:
geleed woord, geleerde schepping, leenvertaling
Nnl. inteelt [1887; WNT staartmensch].
Wetenschappelijk neologisme, gevormd uit in en teelt 'kweek, het voortbrengen van nageslacht', als leenvertaling van Duits Inzucht 'inteelt' [1853; Grimm] of Engels in-breeding 'id.' [1842; OED].
135.   introvert bn. 'naar binnen gekeerd'
categorie:
leenvertaling, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. introvert (zn.) 'naar binnen gekeerd persoon' [1947; Kramers II], (bn.) 'naar binnen gekeerd' [1950; van Dale]. Eerder al de afleiding introversie "binnenwaartskering" [1931; Kramers II].
Nederlandse vorming op basis van Duits introvertiert, Engels introverted en Frans introverti 'id.', termen die in de psychologie in het begin van de 20e eeuw algemene bekendheid kregen door het werk van de Zwitserse psycholoog en filosoof C.G. Jung (1875-1961). Gevormd uit het Latijnse voorvoegsel intrō- '(naar) binnen' (zie introduceren) en vertere 'keren, wenden' (waaruit ook bijv. versie; verwant met worden), met bijgedachte aan een fictief Duits werkwoord *vertieren.
Jung gebruikte in zijn werk ook voor het eerst het door hem bedachte woord extravertiert, zie extravert; het Duitse woord introvertiert met deze psychologische betekenis 'naar binnen gekeerd' bestond echter al voor Jungs tijd, evenals Engels introverted 'id.' [1669; OED].
Zoals bij extravert onder invloed van introvert de nevenvorm extrovert is ontstaan, bestaat van introvert ook een nevenvorm intravert, die echter veel minder frequent is dan extrovert.
136.   invloed zn. 'inwerking; gezag'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. invlote 'inwerking' in van din invlote der sinne 'onder invloed van het verstand' [1290-1310; MNW-P], een nieuwe invloet des Heileghen Geestes 'een nieuwe inwerking van de Heilige Geest' [1466; MNW-P]; vnnl. der gratien in-vloedt 'inwerking van de gratiën' [1626; WNT]; nnl. 'persoon of instantie met invloed', in door een magtigen invloed ondersteund 'door een machtig gezag ondersteund' [1784; WNT willekeur], den invloed, dien gy op myne Dogter hebt [1785; WNT], in de verbinding onder de invloed 'onder de invloed van alcohol' [1950; van Dale], ook onder invloed 'onder invloed van alcohol' [1960; Koenen].
Gevormd uit in en een tweede lid dat in de oudste attestatie vlote 'het stromen' is en dat behoort bij de wortel van mnl. vlieten 'stromen, vloeien, drijven', zie vlieten. Het tweede lid in de latere attestaties en de huidige vorm is mnl. vloet, afleiding van vloeyen 'stromen', zie vloed en vloeien. Gevormd als leenvertaling van middeleeuws Latijn influentia, afleiding van klassiek Latijn īnfluere 'binnendringen', gevormd uit in- 'in-', zie in- 3, en fluere 'vloeien', zie fluctueren. Influentia duidde oorspr. de inwerking van de sterren op de mens aan en werd in mystieke teksten een omschrijving voor 'het binnenstromen van de Heilige Geest' (Bernardus van Clairvaux). In die betekenis is invloed van Middelhoogduits īnvluz denkbaar (FvW, Pfeifer).
137.   inwendig bn. 'intern, innerlijk'
categorie:
leenvertaling
Mnl. inwendech 'betreffende het gemoed, de innerlijke mens' in gracie der inwendeger suetechheit 'de genade van de innerlijke lieflijkheid' [1276-1300; CG II, Kerst.], die inwendeghe oeghen 'de ogen van de geest' [1380-1400; MNW-P], naden inwendegen mensce 'naar de innerlijke mens' [1384-95; MNW-P]; vnnl. inwendig 'in het lichaam aanwezig' [1624; WNT], in de vaste verbinding de inwendige mens eerst nog 'het innerlijke wezen' [1637; Statenbijbel, Efeziërs 3:16], inwendige delen 'onderdelen' [1667; WNT]; nnl. de inwendige mens 'het inwendige van het lichaam' in zoodra hij ... den in- en uitwendigen mensch een weinig door koffij, broodjes en gloeijende steenkolen verkwikt had [1844; WNT uitwendig], vaak in de vaste verbinding den inwendigen mensch versterken 'de maag vullen' [1894; Wolters NE].
Leenvertaling van Latijn intrōrsus 'inwendig, van binnen', verkorting van intrō vorsus 'id.', uit intrō- 'naar binnen', zie introduceren, en vorsus 'gewend, gekeerd', de Vroeglatijnse vorm van het verl.deelw. van vertere 'keren, wenden', verwant met worden. De term komt vooral voor in de middeleeuwse mystieke literatuur.
Mnd. inwendich 'innerlijk'.
Oorspr. had de betekenis van inwendig vooral betrekking op het innerlijke, geestelijke wezen van de mens; in het Vroegnieuwnederlands begint de betekenis te verschuiven naar een meer lichamelijke en vervolgens ook strikt ruimtelijke betekenis. In de geestelijke betekenis wordt nog innerlijk gebruikt en zie voor een 20e-eeuws neologisme ook introvert.
138.   inwilligen ww. 'gunstig beslissen over'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Vnnl. inwilligen 'goedkeuren, fiatteren, toestemmen (bijv. door een overheid)' zoals in het inwilligen vanden Nieuwen Stijl 'goedkeuring van (de invoering van) de nieuwe stijl (= de Gregoriaanse kalender)' [1582; WNT nieuw], na de 17e eeuw alleen nog 'gunstig beslissen over een verzoek, eis, bede', zoals in hier willighde hy eerst myn bede ... in 'hier stemde hij pas met mijn verzoek in' [1646; WNT].
Inwilligen kwam in het Vroegnieuwnederlands in de plaats van het Middelnederlandse werkwoord bewilligen 'id.' [1444; MNW betuchtinge], vnnl. heeft hy haer begeerte willen bewilligen [1564; WNT bewilligen], een afleiding met be- (sub a) in de betekenis 'voorzien van' van het zn. wille in de betekenis 'goedkeuring, toestemming', zie wil. Er is dus sprake van vervanging van het voorvoegsel door in. De aanleiding voor deze vervanging is echter niet duidelijk: in- heeft hier geen duidelijke betekenis of functie. Leenvertaling van Duits einwilligen 'goedkeuren, toestemmen' [17e eeuw; Pfeifer] lijkt nog het aannemelijkst, hoewel dat pas later geattesteerd is.
139.   ivoren
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Zie: ivoor
140.   kaderen
categorie:
leenvertaling, betekenisverschil België/Nederland
Zie: kader

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven