1.   emanciperen ww. 'vrijmaken, gelijkstellen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. emanciperen 'vrijstellen van de ouderlijke macht' [1431; Stall.], "vry-eygenen, vry-maken" [1650; Meijer], 'vrijmaken uit een overheersend gezag of oordeel' [1727; WNT soldij].
Ontleend aan Latijn ēmancipāre 'zich vrijmaken van de vaderlijke macht', gevormd uit ex- 'uit-' en het werkwoord mancipāre 'met een plechtige procedure verkopen', wrsch. uit manus 'hand', zie manuaal, en capere 'nemen' (verwant met hebben).
De moderne betekenis van emanciperen '(zich) vrijmaken van een drukkend gezag, van maatschappelijke belemmeringen' is overgenomen uit Frans émanciper 'zich vrijmaken van een afhankelijke positie' [1580]. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw wordt de term vooral gebruikt met betrekking tot de positie van vrouwen.
emancipatie zn. 'vrijmaking'. Vnnl. emantipatie 'vrijstelling van de ouderlijke macht' [1431; Stall.], emancipatie 'id.' [1520; WNT], algemener, net als bij het werkwoord, 'bevrijding uit een overheersend gezag' [1838; WNT Supp. anti- I]. Ontleend aan Latijn ēmancipātiō, afleiding van ēmancipāre. In het Surinaams-Nederlands staat emancipatie voor de 'afschaffing van de slavernij' in 1863.


  naar boven