1.   email zn. 'glasachtige laag glazuur'
categorie:
leenwoord
Mnl. amause 'geëmailleerde plaat' [1360-89; MNW]; vnnl. emaille 'id.' [1562; Kil.], maar ook nog steeds een oude vorm emaus 'id.' [1701; Marin].
Ontleend aan Frans émail [1158-79; Rey], gereconstrueerd via de meervoudsvorm emaus uit ouder esmal [1140; Rey] < Frankisch *smalti bij het werkwoord *smeltan-, zie smelten. Van dezelfde oorsprong ook middeleeuws Latijn smaltum 'email', zie smalt. De oudere vorm mnl. amaus(se) is een verbasterde vorm, gebaseerd op het Franse meervoud émaux.
emailleren ww. 'met email bedekken'. Mnl. amelieren [1477; MNW materie]; vnnl. geamallieert 'geëmailleerd' [1586; WNT], gheemalieert 'id.' [1613; WNT]. Ontleend aan Frans émailler, afleiding van émail. De gewone Middelnederlandse vorm voor emailleren was amelgieren, wrsch. onder invloed van middeleeuws Latijn amalgamare 'week maken', zie amalgaam.


  naar boven