|
1. |
elpenbeen zn. 'ivoor' categorie: geleed woord Mnl. van enen elpenbene 'van ivoor' [1400; Graaf 1980]. Het eerste lid al in mnl. telpen dier 'het elpendier', ofwel 'de olifant' [1287; CG-II, Nat.Bl.D]. Samenstelling van mnl. *elp en been. Het woord elp gaat terug op Latijn elephas (genitief elephantis) 'olifant' < Grieks eléphās (genitief eléphantos) 'olifant, ivoor', (zie olifant), maar waarvan het tweede deel -éph(as) (evenals het begin van het Latijnse eb-ur, zie ivoor) herinnert aan Egyptisch ābu en Koptisch ebou 'olifant, ivoor' en het eerste deel el- terugkomt in hamitisch *eḷu 'olifant' (Arabisch fīl). Mnd. elpenbēn; ohd. helfantbein (mhd. (h)elfenbein; nhd. Elfenbein); oe. ylpenbān. Literatuur: K. de Graaf (1980) Flandrijs. Fragmenten van een Middelnederlands riddergedicht, Groningen, 256; M. Philippa (1995) 'Olifant', in: OT 64, 281
|
naar boven
|