1.   hormoon zn. 'in het lichaam geproduceerde regulerende stof'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. hormon 'in het lichaam gevormde stof met regelende werking' [1912; Kramers], hormonen (mv.) [1914; van Dale].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, in 1904 als Engels hormone ingevoerd door de Britse geneeskundigen Ernest Henry Starling en William Maddock Bayliss, op basis van het Griekse woord hormõn 'het in beweging brengende', vanwege de eigenschap van hormonen om te dienen als signaal voor bepaalde organen om een bepaalde actie uit te voeren. Het Griekse woord is het teg.deelw. van hormãn '(zich) in beweging brengen', afleiding van hormḗ 'aandrift, prikkel', waarvan de verdere herkomst onzeker is.
In 1902 ontdekte het tweetal dat de dunnedarmwand een stof afscheidt die de alvleesklier aanstuurt. Deze stof noemden zij toen secretin (bij Latijn secretio 'afscheiding'); hormone werd de verzamelnaam voor alle stoffen met een gelijksoortige functie.


  naar boven