1.   huts(e)pot zn. 'gerecht van dooreengemengde bestanddelen, stamppot'
categorie:
geleed woord
Vnnl. hutspot [1527; MNHWS], huspot, hutsepot [midden 16e eeuw; WNT verzouten], roode wortelen diemen in den hutspot doet [1552; Apherdianus].
Gevormd uit de stam van hutsen, zie husselen, en pot 1 in de betekenis '(in een pot bereid) voedsel', die al in het Middelnederlands bestaat.
Het woord moet al veel ouder zijn, gezien de Germaanse herkomst van Frans hochepot 'gerecht met gehakt vlees' [ca. 1220; BvW]. Het Franse woord werd op zijn beurt weer ontleend als Engels hotch-pot [14e eeuw; OED], later hotch-potch en hodge-podge.


  naar boven