1.   hamel zn. 'gecastreerde ram'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. als persoonsnaam in Hein de Hamel [1182; Debrabandere 2003], Balduinus Hamel [1240; id.], hamel "eyn gelubt scaip" [1477; Teuth.].
Oude substantivering van een in het Nederlands niet geattesteerd bn. met de betekenis 'verminkt'. Wel wordt in de Lex Salica het werkwoord chamin- (lees hamin-) 'drukken, kwetsen; castreren' gebruikt [8e eeuw; LS]. Wrsch. hetzelfde woord als ham 1 'vlees van de varkensbil'. De voorgestelde alternatieven zijn niet overtuigend. NEW verbindt de hamel-woorden met de Proto-Indo-Europese wortel van ham 2 'bocht in rivier etc.', een wortel met de grondbetekenis 'samendrukken', daarbij denkend aan een oude castreermethode. Een andere voorgestelde wortel is die van kapoen 'gecastreerde haan', met de grondbetekenis 'snijden', waarbij echter de -m- niet wordt verklaard.
Mnd. hāmel; ohd. hamal (nhd. Hammel), alle 'hamel'. Daarnaast de bn. ohd. hamel 'verminkt'; oe. homola 'verminkt'; de werkwoorden ohd. hamalōn (mhd. hamelen, hemelen); oe. hamelian; on. hamla, alle 'verminken'; daarvan de afleidingen mnd. hāmelinge 'verminking'; ofri. hemilinge 'id.'. Bij een stam pgm. *ham- 'verminken'. Hierbij horen wrsch. ook: ohd. hamf 'kreupel'; on. háf 'met verminkte handen'; got. hamfs 'verminkt'. Het woord ham 1 wordt teruggevoerd op een stam pgm. *ham(m)- 'gebocheld zijn', wrsch. is dit dezelfde stam en zijn beide woorden dus verwant. Hiervoor pleiten ook de synoniemen ozw. hamboge, hamulboghi 'knieholte'.
Er zijn geen zekere niet-Germaanse verwantschappen. NEW verbindt de hamel-woorden met de wortel pie. *kem- 'samendrukken' (IEW 555), zie ham 2. De andere voorgestelde wortel is pie. *(s)kep- 'snijden' (IEW 931), zie kapoen.
Zie ook de samenstelling belhamel.


  naar boven