1.   bol 2 bn. 'rond(gebogen)'
categorie:
erfwoord
Mnl. bol 'los, onvast; id.' [1351; MNW] waarnaast het zn. bolte 'struma, gezwel' [1240; Bern.].
Waarschijnlijk een afleiding van het zn. bol 1. De oorspr. betekenis zal 'gezwollen' zijn geweest; de latere betekenis moet zijn ontleend aan de latere betekenis van het zn.
Mnd. bol 'hol, niet stevig'; nfri. bol 'los, zacht'. Indien inderdaad identiek met het zn., dan terug te voeren op pgm. *bulna-. Het afgeleide zn. bolte (ook ozw. bulde, bolde, byld 'zwelling, bult') gaat dan terug op pgm. *bulniþo-.
Fries: bol


  naar boven