1.   allengs bw. 'langzamerhand'
categorie:
samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Mnl. allintselingen 'bij beetjes', allintslingen 'voetje voor voetje' [1240; Bern.], al eenkine 'geleidelijk' [begin 14e eeuw; MNW], ook allenkijn, allenskine, allencskine, allinsene, allensene 'geleidelijk; een beetje', allinselinghen 'voetje voor voetje' [ca. 1481-83; Voc.cop.]; vnnl. allenskens "metter tijt" [1557; Meurier], allencx 'langzamerhand' [ca. 1615; WNT], allengskens [1637; Statenbijbel]; nnl. allengs [1784; WNT].
In het Middelnederlands gaat het wrsch. om twee woorden: alleenskine 'een voor een', ontstaan uit al + een(s) + -kine, en allenc(s)kine 'allengs' < al + lanc + -kine. De vorm -kine is het verkleiningsachtervoegsel. Reeds in de 15e eeuw lopen de vormen en betekenissen door elkaar. Kiliaan houdt in 1599 beide vormen in betekenis uit elkaar en schrijft dat het woord op verschillende manieren geschreven en uitgesproken wordt ("Varie et variis haec dictio scribitur, pronuntiatur et explicatur"). De vorm zonder -s komt nog in de 17e eeuw voor. Wrsch. sleet de vorm af tot allenke en werd een bijwoordelijke -s toegevoegd. Associatie met het bn. lang riep de vorm met g op.
Mnd. allenkens, allengskens; nfri. allinken (naast linkelytsen).
Fries: allinken


  naar boven