1.   goulash zn. 'vleesgerecht'
categorie:
leenwoord
Nnl. golasch, goelasch, goulasch 'Hongaarsch vleesgerecht, uit schapen- en rundvlees met paprika gekruid' [1886; Kramers], gulasch met paprika (op het menu van een Berlijns restaurant) [1890; Groene Amsterdammer], goelasj, het Hongaarsch vleeschgerecht uit geconserveerde busjes [1918; WNT vleesch], ook goulasch [1946; WNT].
Ontleend aan Oostenrijks-Duits Gulasch 'goulash', oorspr. 'goulashsoep' en in die betekenis ontleend aan Hongaars gulyás 'id.', verkorting van gulyáshús of gulyásleves 'goulashvlees resp. -soep', letterlijk 'koeherdervlees resp. -soep', waarin het eerste lid gulyás 'koeherder' is afgeleid van gulya 'kudde runderen'.
Gulyás was oorspr. een soep van vooral rundvlees, aardappel, ui en paprika, een traditioneel gerecht van de Hongaarse koeherders. In het midden van de 19e eeuw werd dit gerecht overgenomen door de Weense aristocratie, het recept werd echter aangepast aan de Weense keuken, o.a. door verhoging van de consistentie en door toevoeging van bepaalde kruiden, met name paprikapoeder. In deze vorm werd Gulasch algemeen bekend, zowel in binnen- als buitenland, bijv. Engels goulash, Frans goulasch, goulache. In Hongarije zelf staat dit aangepaste gerecht echter bekend als pörkölt. Hongaars gulyás betekent nog steeds 'goulashsoep' (naast 'koeherder').
Fries: gûlas


  naar boven