1551.   gouden
categorie:
geleed woord
Zie: goud
1552.   gourmetten
categorie:
geleed woord
Zie: gourmet
1553.   gouw 1 zn. 'landstreek'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord, geleed woord
Onl. -gō en ofri. -gā in de plaatsnamen Nortgouue (verbogen vorm) 'terrein, gebied in het noorden van Gelderland' [790-93, kopie 1170-75; Künzel], Nordcha 'Noordwijk Z-H' [889, kopie ca. 1520; Künzel], Northgo 'id.' [918-48, kopie eind 11e eeuw; Künzel], Upgoa 'het Gooi, terrein bij Houten (Utrecht)' [10e eeuw; Künzel], de Goye 'van het Gooi' [1190; Künzel] ; mnl. goeu-, gau-, gho- in samenstellingen: goeudaghe 'gouwdagen' [1276-1300; CG I, 2863], gaughedinghe 'gouwgeding' [1276; CG I, 296], tghogherechte 'het gouwgerecht' [1294; CG I, 2097], goi, goy in van [d]en goye, vten ghoie 'uit de gouw' [1285; CG I, 495]; vnnl. gouw (met de aantekening "verouderd") 'land, landstreek, platteland, kanton' [1599; Kil.], goo- in goograeve, gograef '("verouderd, Saksisch") gouwgraaf, rechter van lagere rang' [1599; Kil.], meervoud goen [1600; WNT], goon [1642; WNT].
Os. -gō, -gā (mnd. ); ohd. gawi, gewi, gowi naast gawa, gowa, gawia, gowia (nhd. Gau); ofri. ga (Oost-Fries), -gō (nfri. -ga in gemeentenamen zoals Wolvega); oe. -gē; got. gawi ; < pgm. *gawi- 'landstreek'. Nnl. goie (nnl. in de streeknaam Het Gooi ) gaat terug op de genitief *gaujis; onl. , ofri. gaan terug op de accusatief *gau.
Verdere etymologie onbekend. Misschien een zeer oude en samengetrokken afleiding pgm. *ga-agwja-, een collectiefvorming uit ge- en *agwjō- 'bij water behorend land', waarvoor zie eiland. Anders, gezien de geringe geografische verspreiding en het betekenisveld 'terrein', wrsch. een substraatwoord.
Fries: gea, goa
1554.   graagte
categorie:
geleed woord
Zie: graag
1555.   gracht zn. 'gegraven waterloop'
categorie:
geleed woord
Onl. in de plaatsnaam Graft (Noord-Holland):Greft [12e eeuw; Künzel], Graft [rond 1200; Künzel]; mnl. herue upte grath 'het erf aan de sloot' [ca. 1210; CG I, 3], gracht 'kanaal', gracht of hol '(gegraven) kuil' [beide 1240; Bern.], graht 'waterloop' [1260-80; CG II, Wr.Rag.], gracht 'waterloop' [1263; CG I, 83], gragt 'graf' [1270-90; CG II, Moraalb.], graft 'waterloop' [1284; CG I, 763]; vnnl. graft, graue, gracht 'kuil, afwateringskanaal, uitholling' [1599; Kil.].
Afleiding met -te van het werkwoord graven. Het woord was zowel onzijdig, in de betekenis 'graf', als vrouwelijk, in de betekenis 'gegraven waterloop'.
Mnd. graft, gracht 'gracht, begrafenis', mhd. graft 'gracht'; ofri. greft 'gracht' (nfri. grêft); < pgm. *grab-ti-. Daarnaast ohd. graft; oe. græft, greft 'gegraveerd werk, beeld'; on. gróptr 'begrafenis, kuil; het graveren'. Vormen met -e- zijn ontstaan door de i-umlaut die werd veroorzaakt door de uitgang *-ti; de (zware) medeklinkercluster -ht- / -ft- heeft echter in een groot deel van het Nederlandse en Duitse taalgebied de i-umlaut belemmerd.
De vormen met -ft zijn voornamelijk Hollands, die met -ht Oostvlaams, die met -cht, -gt komen elders voor, zie voor dit verschijnsel achter. Het Limburgs heeft grecht(e). Ook de variant grift komt voor: vnnl. grift '(naam van een) gegraven vaart' in gelegen aen de Reenische vaert off grift 'gelegen aan de Rijnse vaart of Grift' [1553; WNT], twee ... griften uyt den ouden Rhyn 'twee gegraven vaarten uit de Oude Rijn' [1663; WNT].
1556.   graficus
categorie:
geleed woord
Zie: grafiek 1
1557.   grafisch
categorie:
geleed woord
Zie: grafiek 1
1558.   gramschap
categorie:
geleed woord
Zie: gram 2
1559.   granaatappel zn. 'vrucht van de granaatappelboom (punica granatum)'
categorie:
geleed woord, leenvertaling
Mnl. zowel samenstellingen met pume als het simplex: pume ghernaten 'granaatappels' [1287; CG II, Nat.Bl.D], plant dar in die garnaten 'plant daar de granaatappel, de granaatboom in' [1290-1310; MNW-P], pumegarnaten [1300-50; MNW-R], bloemen vander prumen gernate 'bloemen van de granaatappel' [1351; MNW-P], dan ook samenstellingen en omschrijvingen met appel zoals garnate-appele [1380-1400; MNW-P], appelen van gernaten [1458; MNW-P]; vnnl. granaetappelen [1534; Claes 1994a], ook het simplex: granaeten (mv.) 'granaatappelbomen' [1608; WNT].
Samenstelling van granaat en appel, halve leenvertaling van Frans pume grenate 'granaatappel' [1165; Rey], ook als simplex grenate 'granaatappel' [ca. 1314; Rey] (Nieuwfrans grenade), via Noord-Italiaans pom granat, pum grana voor algemeen Italiaans melo granato 'granaatappel' < Latijn mālum grānātum, letterlijk 'vrucht met korrels', omdat de granaatappel bestaat uit vele korrels of pitjes; bij grānum 'korrel', zie graan.
In het Middelnederlands komen naast vormen als pume grenaat ook zeer dikwijls vormen als prume gernaat voor, door volksetymologische associatie met prume 'pruim'.
1560.   granulaat
categorie:
geleed woord
Zie: granuleren

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven