1.   super(-) voorv. 'buitengewoon'
Mnl. de superscripcie van tween worden 'het boven de regel toevoegen van twee woorden' [1277; VMNW]; vnnl. superstitie 'bijgeloof' [1556; iWNT], superintendenten van den binnenlandtsvaerders 'de oppertoezieners van de binnenvaartschippers' [1570; iWNT gild]; nnl. superlatief 'overtreffende trap' [1846; iWNT vergrooten], een constanten stroom ... en de telefoonstroompjes moeten hierop worden gesuperponeerd '... moeten hieraan worden toegevoegd' [1919; iWNT superponeeren], 'n soort superkampioen [1936; iWNT redemptorist], groeien tot super-ondernemingen [1944; iWNT groot I], Edelcement, ook supercement of hoogwaardige cement genoemd [1953; iWNT edel], supersonische vuurwapens [1951; Koenen], De geklede damesschoen behoudt ook dit seizoen haar super spitse vorm [1961; iWNT trotteur], supertanker [1961; iWNT], uitgestrekte supermarkets [1963; iWNT distributie], dat wijf was zo superstom [1968; iWNT], supermarkt [1970; Van Dale].
Internationaal voorvoegsel, gebaseerd op het Latijnse bijwoord, voorzetsel en voorvoegsel super- 'boven, bovenop, bovendien, meer dan', verwant met hyper en met over.
De oudste Nederlandse woorden met super- zijn in hun geheel ontleend aan het middeleeuws Latijn, Frans of Engels, of aan wetenschappelijk Neolatijn. De betekenis van het voorvoegsel is dan meestal de oorspronkelijke, dus 'boven, enz.'. Veel zijn dat er niet geweest, en de meeste zijn verouderd of blijven beperkt tot vaktaal, bijv. superlatief. Voor woorden als Laatlatijn superficialis 'oppervlakkig' (Engels superficial, Frans superficiel), middeleeuws Latijn supernaturalis 'bovennatuurlijk' (Engels supernatural, Frans surnaturel), Engels supersaturation 'oververzadiging' verkiest men in het Nederlands inheemse samenstellingen met boven-, opper-, over- e.d.
In het Engels wordt het voorvoegsel veel meer gebruikt en ontstond een zeer algemene betekenis 'buitengewoon (in zijn soort), zeer'. In de tweede helft van de 20e eeuw is deze functie van super- overgenomen in het Nederlands. Als simplex is super (zn.) een verkorting van superbenzine. Het bn. super 'fantastisch, prachtig, geweldig', dat voornamelijk in de informele taal voorkomt, kan zijn ontstaan als verkorting van bijv. supergoed, -aardig, -gaaf enz., maar is wrsch. rechstreeks ontleend aan Engels super 'id.'.
Fries: super-


  naar boven