1.   namens vz. 'uit naam van'
categorie:
leenwoord
Nnl. namens 'uit naam van' in verklaarde namens zijne principalen '... uit naam van zijn meerderen' [1729; iWNT spolie], mede namens eenige andere geassocieerden [1815; iWNT geassocieerde].
Ontleend aan Duits namens 'uit naam van', dat alleen in ambtelijke taal voorkomt (de algemene betekenis is 'met de naam van'), een voorzetsel dat is ontstaan uit de genitief van het zn. Name 'naam', zie naam, met bijwoordelijke uitgang -s. In het Duits is namens synoniem met im Namen en wordt het verbonden met een genitief.
Fries: -


  naar boven