1.   vrijpostig bn. 'brutaal'
categorie:
etymologie onduidelijk
Vnnl. vrypostich 'onbevreesd' [1601; iWNT], vrypostigh 'vrijmoedig' in 't Onschuldighe ghemoet mach wel vrypostigh spreecken [1612; iWNT], dan vrypostigheydt 'vrijmoedigheid' in Ick versoecke my te vergheven dese mijne vrypostigheydt [1639; iWNT voorzinnigheid]; nnl. je valt al wat vrypostig 'je bent wel wat brutaal' [1712; iWNT].
Het tweede deel -postig is van onbekende herkomst; het woord wordt wel verklaard als een vervorming van vryborstigh 'gemoedelijk, vrijmoedig' [1604; iWNT], dat gevormd is met vrij en borst 1. Dit is echter onwaarschijnlijk, omdat vrijborstig zeldzaam was, later geattesteerd is dan vrijpostig en als doorzichtige samenstelling niet door een niet-doorzichtige samenstelling zou zijn vervangen. Mogelijk is de vorming beïnvloed door Frans riposte 'snedig antwoord' [1578; Rey], dat eerder voorkwam als risposte 'id.' [ca. 1527; Rey], een ontlening van Italiaans risposta 'antwoord' [voor 1348; DELI], afgeleid van rispondere 'antwoorden' [voor 1321; DELI] < Latijn respondere 'id.' (zie respons).
Fries: frijpostich (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven