1.   achterbaks bn. 'achter iemands rug, stiekem'
categorie:
geleed woord
Mnl. achterbaecs 'achter de rug, in het geheim', in Scout ende scepen raden daer toe achterbaecs 'schout en schepenen beraadslagen er in het geheim over' [ca. 1470; MNW]; nnl. achterbaksch 'heimelijk', een afleiding van het bijwoord achterbaks 'stiekem'. Het bijwoord en het bn. vielen later samen.
Gevormd met bijwoordelijke -s uit het voorzetsel achter en het zn. mnl. bak 'rug', zie bak 3 'varken'.
Mnd. achterbakes 'achter iemands rug'; nfri. efterbaks 'achterbaks'.
Oorspr. was achterbaks een bijwoord van plaats met de betekenis 'achter iemands rug', later werd de betekenis uitgebreid tot 'buiten iemands medeweten, buiten iemand om'.
Fries: efterbaks


  naar boven