|
1. |
voorlichten ww. 'informatie geven' Mnl. voirlichten '(iemand) bijlichten, (iemand) met een licht voorgaan' [1477; Teuth.]; vnnl. voorlichten ook overdrachtelijk '(iemand) het voorbeeld geven' in in welcken ons zijn heilich leuen ende lijden altijt claerlicste voorlicht [1537; iWNT]; nnl. 'onderrichten, van informatie voorzien' [1832; Bomhoff NE], in mijnen man door redenering en betoog voor te lichten [1859; iWNT]. Gevormd uit voor 1 en lichten 'licht geven', zie licht 1. De letterlijke betekenis is verouderd. Woorden met een vergelijkbare etymologie en betekenisontwikkeling zijn het oudere verluchten 1 en het jonge inlichten (zie ook inlichtingen) en de leenwoorden illumineren en illustreren. Fries: foarljochtsje
|
naar boven
|