Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "betekenisverschil België/Nederland"

101 tot 104 van 104

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101

Vorige 10 lemmata

Index:



subtiel
subversief
succes
successie
sudderen
suède
suffix
suggereren
suggestie
suiker

suite

suizen
sujet
sukade
sul
sulfaat
sultan
summier
super(-)
superieur
superlatief


101.   suite zn. 'ineenlopende kamers; muziekstuk met meerdere delen'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Vnnl. suite 'gevolg van een aanzienlijk persoon' in Houtman ... met alle sijne suite '... met heel zijn gevolg' [1598; iWNT ophouden]; nnl. 'opeenvolging van kaarten' in eene groote suite [kan] hare volkomene kracht niet uitoefenen, zonder dat eerst alle troeven zijn afgespeeld [1836; iWNT troef], suite ook "de volgreeks van kamers" [1847; Kramers], 'in elkaar overgaande kamers' in Ik zat in de zykamer, en hy was in de suite... want we hebben een suite [1860; Multatuli], 'muziekstuk met opeenvolgende delen' in de benaming Suite was in den beginne niet gebruikelijk; de verzamelde danswijzen werden op verschillende wijze betiteld [1881-85; iWNT].
Ontleend, in de betekenis 'in elkaar overgaande kamers' wellicht via Engels suite 'reeks bijeenhorende kamers' [1716; OED], aan Frans suite 'id.' [ca. 1590; TLF], 'meerdelig muziekstuk' [18e eeuw; Rey], die specifieke betekenissen zijn bij 'opeenvolging, reeks' [16e eeuw; Rey], eerder al 'gevolg, achtervolging' [13e eeuw; Rey]. Het Franse woord is ontwikkeld uit vulgair Latijn *sequita 'id.', zelfstandig gebruik van *sequitus 'het gevolgde', een variant van het verl.deelw. secūtus van klassiek Latijn sequī 'volgen, voortzetten', zie seconde.
In BN nog steeds zeer gebruikelijk in de betekenis 'gevolg', maar dan beperkt tot het (formeel georganiseerde) gevolg van de genodigden van een bruidspaar.
Literatuur: Multatuli (1860, uitgave 1992), Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy, Assen/Maastricht, 103
Fries: suite
102.   taks 1 zn. 'vastgestelde hoeveelheid', (BN) 'heffing, belasting'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Mnl. taxe, tax 'vastgestelde som, heffing' in dat die vander Sluus den tax betalen zullen den ontfangere 'dat die van de Sluis hun aandeel moeten betalen aan de ontvanger' [1389; MNW], so lange als die taxe niet betaelt en si 'zo lang de heffing niet betaald zal zijn' [15e eeuw; MNW], 'vastgestelde hoeveelheid' in enen tax, wo vele ('hoeveel') tonnen biers wij des jaer behoeveden [1443-51; MNW]; vnnl. tax 'heffing, recht, belasting' in nieuwe Impositien of taxen 'nieuwe heffingen of belastingen' [1587; WNT], tackse 'taak, vastgestelde hoeveelheid werk' en taeckse 'vastgestelde prijs' [beide 1599; Kil.]; nnl. taks 'maatstaf, vastgestelde hoeveelheid' in me dunkt ik heb tot nu toe mijn Tax 'ik denk dat ik wel aan mijn limiet zit' [1787; WNT], (vooral BN) 'heffing, belasting' in De onlangs gestemde taks van 2 per cent op ... [1900-04; WNT].
Ontleend aan Frans taxe 'heffing op goederen' [1461; TLF], eerder al 'vastgestelde vergoeding voor bepaalde diensten' [1405; TLF], ontleend aan middeleeuws Latijn taxa 'raming, bepaling, accijns, belasting, aanslag', een afleiding van klassiek Latijn taxÄre 'ramen, bepalen, taxeren, belasten', zie taxeren.
Hetzelfde Latijnse woord heeft in het Frans geleid tot het erfwoord tâche 'taak', waarvan een Picardische variant in het Nederlands is ontleend als taak.
Fries: taks, takst
103.   terug bw. 'achteruit, retour, weerom, weer'
categorie:
geleed woord, betekenisverschil België/Nederland
Mnl. te rugghe 'van zich af; daarheen vanwaar men gekomen is, achterwaarts' in van dengenen die Gode te rughe werpen ende derna vallen 'van degenen die God verwerpen en daarna ten val komen' [1290-1310; MNW-P], Wy doen se alle wederkeren Te rugghe 'wij laten ze allemaal terugkeren' [1465-85; MNW-R]; vnnl. Zijn paert spranc te rugge '... achteruit' [1544; MNW-R]; nnl. terug (BN) 'weer, opnieuw' in Zou jij hem dit zeggen, en hem terug in zijne doodende wanhoop dompelen [1867; WNT].
Gevormd uit te 1 'naar' en het zn. rug.
Mnd. to rugge en ohd. ze rucke (nhd. zurück) hebben ook de betekenis 'achterwaarts' gekregen.
Een vergelijkbare betekenisontwikkeling is te zien bij pgm. *baka- 'rug' (zie bak 3), dat in diverse talen tot een woord of uitdrukking voor 'achterwaarts' heeft geleid: Fries tebek; Engels back; Zweeds till baka.
Een teruggaande beweging leidt veelal tot een herhaling van een eerdere situatie. Zo kan de betekenis 'weerom, weer, opnieuw' opnieuw verklaard worden die in het BN veelal verregaander gegeneraliseerd is dan in het NN.
Fries: -
104.   tetteren ww. 'luid praten, schetteren; zuipen'
categorie:
klankwoord, intensiefvorming of frequentatief, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. in Het orkest tettert het volkslied [1896; Groene Amsterdammer], het heilsarmee-paar tetterde door [1903; Gids], het getetter van trompettende neushoorns [1933; iWNT getetter], tetteren 'sterkedrank drinken' [1950; Van Dale].
Klanknabootsend woord.
De NN betekenis 'zuipen, sterkedrank drinken' is misschien ontstaan uit tetteren 'luid en druk praten' als karakterisering van de manier van spreken van dronkaards. Tetteren in deze betekenis kan niet als eufemisme zijn afgeleid van tetter 'zuigeling' [1865-70; iWNT], een afleiding van tet 'vrouwenborst', een nevenvorm van tiet, want dat woord is in deze betekenis slechts in Zuid-Nederlandse dialecten geattesteerd.
Fries: -

Vorige 10 lemmata
  naar boven