1.   sacrament zn. 'genademiddel, wijding'
categorie:
leenwoord
Mnl. sacrament 'wijding, een der christelijke genademiddelen' in door de werdecheid des sacrements 'door de genade van het sacrament' [1236; VMNW], 'wijding, zalving tot koning' in Omt sacrament dat hi ontfinc 'wegens de wijding die hij (David) ontving' [1240; VMNW].
Ontleend, zowel via Oudfrans sacrament 'genademiddel, wijding' [eind 10e eeuw; TLF] (Nieuwfrans sacrement), als rechtstreeks aan Latijn sacrāmentum 'wijding, zegening', gevormd met het achtervoegsel -mentum (zie -ment) van sacrāre 'zegenen, wijden', dat zelf een afleiding is van sacer 'heilig', zie sacraal.
In de katholieke kerk worden zeven sacramenten erkend, zoals vastgesteld door het Concilie van Trente (1545-1563): doopsel, vormsel, priesterwijding, biecht, communie, huwelijk, oliesel.
Fries: sakramint


  naar boven