91.   praline zn. 'bonbon'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. pralines 'suikeramandelen' [1847; Kramers], dan de samenstelling chocoladepraline 'gebrande suikeramandel in chocola' [1875; IWNT], praline 'confiture van suiker, amandelcrème en likeur in een omhulsel van chocola' [1914; Van Dale], 'chocoladebonbon' [1919; Koenen].
Ontleend aan Frans praline 'bonbon, lekkernij' [1679; TLF], ouder prasline 'noot of vruchtje, in suiker gebrand' [1662; TLF]. De lekkernij is genoemd naar de Franse maarschalk Du Plessis-Praslin [1598-1675], wiens kok deze in suiker gebrande amandel voor het eerst gemaakt zou hebben. Later werden pralines in het Nederlands, en ook in het Belgisch-Frans, chocoladebonbons.
Fries: ?
92.   quisling zn. 'landverrader'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. quisling "iemand in een leidende politieke functie die met de bezetter heult, hem zijn land uitlevert ...; (ook) collaborateur" [1950; Van Dale].
Eponiem, genoemd naar de Noorse fascistische politicus Vidkun Quisling (1887-1945) die in het door de Duitsers bezette Noorwegen van 1942 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog minister-president was. Zijn naam is in diverse talen synoniem geworden voor 'landverrader', bijv. ook in het Engels, Noors, Zweeds, Grieks.
Literatuur: Sanders 1993
Fries: -
93.   röntgen zn. 'eenheid van röntgenstraling'
categorie:
eponiem
Nnl. eerst in samenstellingen als röntgenstralen 'kortgolvige elektromagnetische straling' [1896; WNT Aanv. röntgen- II], röntgenonderzoek [1914; Van Dale], röntgen 'eenheid van straling' [1957; WNT Aanv.].
Röntgen is een internationale wetenschappelijke term; de eenheid van straling is genoemd naar de Duitse fysicus Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923), die in 1895 de X-stralen of röntgenstralen ontdekte.
Fries: röntgen
94.   sadisme zn. 'perverse lust tot kwellen'
categorie:
leenwoord, eponiem, geleed woord
Nnl. sadisme 'ziekelijke lust tot kwellen' in het Sadisme [1884; Groene Amsterdammer], letterkundig sadisme [1891; WNT Aanv. excessief], perverse hartstocht ... sadisme [1908; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Frans sadisme 'ziekelijke lust tot kwellen' [1841; TLF], gevormd met het achtervoegsel -isme van de naam van graaf Donatien Alphonse François de Sade (1740-1814), beter bekend als de markies De Sade, die berucht was om zijn creatieve beschrijvingen van de meest uiteenlopende vormen van seks.
sadist 'iemand die uit perverse lust kwelt'. Nnl. een wellusteling, een sadist [1887; Groene Amsterdammer]. Afgeleid van sadisme naar het voorbeeld van andere woordparen op -isme en -ist, of ontleend aan Duits Sadist [eind 19e eeuw; Pfeifer], op dezelfde wijze afgeleid van Sadismus. Het Frans heeft als afleiding sadique, met de uitgang -ique; de vorm sadiste met de betekenis 'leerling van Sade' [1850; Rey] heeft slechts korte tijd bestaan. Nederlands sadist is dus wrsch. niet ontleend aan het Frans.
Fries: sadismesadist
95.   sandwich zn. 'twee sneetjes brood met beleg ertussen'; (BN) 'zacht puntbroodje'
categorie:
leenwoord, eponiem, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. sandwich 'broodje met vlees ertussen' [1847; Kramers], soep en sandwiches [1885; Gelderlander], sandwich "twee dunne belegde sneetjes brood op elkaar" [1930; Brandt], "puntje" (BN) [1971; De Clerck].
Ontleend aan Engels sandwich 'twee sneetjes brood met vlees' [1762; OED], genoemd naar John Montagu, de vierde graaf van Sandwich (1718-1792), die ooit 24 uur doorbracht aan de speeltafel met als enig voedsel tussendoor wat plakjes koud vlees tussen geroosterde sneetjes brood. De plaatsnaam betekent letterlijk 'zandwijk', zie zand en wijk.
Literatuur: Sanders 1993
Fries: sandwich
96.   saxofoon zn. 'blaasinstrument'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. saxofoon 'koperen blaasinstrument' in ze maken met trompetten, saxofones, trommels en lappen blik, den donder na [1871; WNT Aanv. saxophoon], ook verkort tot sax in wie ooit goed op de sax heeft hooren spelen [1925; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Frans saxophone [1843; Rey], genoemd naar de Belgische instrumentenbouwer Antoine-Joseph (Adolphe) Sax (1814-1894), die de saxofoon in 1846 patenteerde. Het tweede lid is het achtervoegsel -foon 'instrument dat een geluid produceert of overbrengt', zoals in babyfoon, microfoon, telefoon, xylofoon, ontleend aan Grieks phōnḗ 'klank, stem', zie fonetisch.
Fries: saksofoan
97.   silhouet zn. 'schaduwbeeld'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. silhouet(te) 'schaduwbeeld, omtreklijn, contour' in zyn keurig getrokken silhouette myner Vriendin [1784; WNT], het zeer gelykend silhouet van wijlen ... de heer Lobry [1818; Leeuwarder Courant], silhouet 'omtrek van een persoon of zaak, met name zoals die zich tegen de hemel aftekent; profiel' in Niets zag ik dan de berkerijzen, wier silhouëtten tegen de lucht afstaken [1860; WNT afsteken], het ... silhouet der stad [1888; WNT fabriek II].
Ontleend aan Frans silhouette 'zichtbare omtrek van een persoon of zaak zoals die zich tegen de hemel aftekent' [1850; Rey], 'getekend, met zwart ingekleurd schaduwbeeld' [1788; Rey], een eponiem, vernoemd naar de Fransman De Silhouette, eerder al portrait à la Silhouette 'schaduwportret (zoals hij ze maakte)' [1782; Dauzat], profil à la silhouette 'tekening en profil' [1765; Rey], à la silhouette 'oppervlakkig, schetsmatig (gemaakt)' [1759; Rey].
Étienne de Silhouette (1709-1767), een controleur-generaal onder koning Lodewijk XV, was berucht om zijn zuinigheid. In zijn korte carrière als minister van Financiën (maart tot november 1759) voerde hij een reeks bezuinigingen door voor de verdere financiering van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763). Naar verluidt had De Silhouette zijn kasteel in Bry-sur-Marne opgesierd met eigenhandig vervaardigde, levensgrote, uit zwart papier geknipte schaduwportretten. Een dergelijk portrait à la Silhouette werd een spreekwoordelijke goedkope variant van geschilderde portretten, ofwel vanwege De Silhouettes bezuinigingsdrang, ofwel als verwijzing naar het amateuristische karakter van deze beeltenissen. Silhouetten werden vanaf eind 18e eeuw populair in Duitsland en Nederland.
Literatuur: Sanders 1993
Fries: silhûet
98.   spa 2 zn. 'mineraalwater'
categorie:
verkorting, eponiem, merknaam
Vnnl. eerst de samenstelling spawater 'geneeskrachtig water uit Spa' in Of het Spa-water voor die zieckte goed is ... [1643; WNT sukkelaar I], deselve kracht ende smaeck van 't Spaewaeter [1691; WNT mineraal II]; nnl. Spawater 'geneeskrachtig bronwater te Spa' [1709; WNT spa II], de korte vorm spa 'mineraalwater' in hij dronk spa [1950; Van Dale].
Spawater is mineraalwater uit de bronnen in het al sedert de middeleeuwen zeer bekende kuuroord Spa, in de provincie Luik in België. Het mineraalwater werd al sedert 1583 gebotteld en steeds verder over de wereld geëxporteerd; sinds 1921 bestaat de merknaam Spa Reine en in 1985 worden de Spa-waters ook erkend door de Europese wetgeving. Spa lijkt in het noordelijke Nederlands wegens de zeer grote bekendheid van het water een algemene benaming voor mineraalwater te zijn geworden, zoals bijv. de merknaam aspirine een algemene benaming voor 'pijnstiller' werd. Het is echter ook mogelijk dat spa een verkorting is van de al sedert de 17e eeuw voorkomende benaming spawater. Waarschijnlijk zijn beide verklaringen juist en hebben verkorting en merknaam samen tot het huidige gebruik geleid.
In het Engels is spa een algemene benaming geworden voor een badplaats annex kuuroord: spa 'badplaats' [1777; BDE], eerder al 'geneeskrachtige bron' [1626; BDE].
Literatuur: Sanders 1995; www.spa.nl, onderwerp Historiek
Fries: spa
99.   spencer zn. (NN) 'mouwloze trui'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. spencer 'modieus kort jasje voor mannen' in eenen spinser en rok met goude kanten en pauletten [1799; Lievevrouw-Coopman], een mannetje ... in een witte rok met eene zwarte spencer [1806-07; WNT], 'blouse voor vrouwen' in Zij had een spencer aan van paarsche zijde [1839; WNT].
Ontleend aan Engels spencer 'wollen onderlijfje voor vrouwen' [1881; OED], 'nauwsluitend jasje of lijfje voor vrouwen en kinderen' [1799; OED], eerder al 'modieus kort jasje voor mannen' [1795; OED]; het kledingstuk is genoemd naar de Britse politicus George John Spencer (1758-1834) en kwam in de mode tijdens Spencers bewind als minister van marine. De reden van deze vernoeming is onduidelijk. In 1934 merkt het WNT op dat het woord in het Nederlands niet meer in gebruik is. Omstreeks 1980 raakt het opnieuw in gebruik voor een mouwloze trui.
Fries: spencer
100.   teddybeer zn. 'speelgoedbeer'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. Teddy-beer, teddybeer 'kinderspeelgoed' in een ... Teddy-beer, een broeinest van bacteriën [1910; Groene Amsterdammer], een teddybeertje en een pop [1928; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Amerikaans-Engels teddy bear [1906; OED]. Het beertje is genoemd naar president Theodore Roosevelt, bijnaam Teddy, een hartstochtelijk jager op groot wild. Op 16 november 1902 verscheen in de Washington Post een politieke spotprent over Roosevelt, die geweigerd had een vastgebonden berenjong dood te schieten, getekend door Clifford Berryman. De cartoon inspireerde Morris Michtorn, een winkelier in Brooklyn, tot het produceren van een speelgoedbeer, die hij in de etalage zette met een bordje Teddy's Bear erbij, met Roosevelts toestemming; die vorm werd al snel versimpeld tot Teddy Bear. De Duitse firma Steiff produceerde onafhankelijk van deze ontwikkeling in de eerste jaren van de 20e eeuw de eerste speelgoedberen in Europa, die in Amerika ook heel populair werden, evenals de beren van Michtorn en andere producenten. Roosevelt gebruikte een teddybeer als mascotte bij zijn herverkiezingscampagne in 1912.
Fries: teddybear

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven