|
1. |
logenstraffen ww. 'onjuistheid aantonen' categorie: geleed woord, leenwoord Vnnl. loghen-stroopen, loghen-straffen 'onwaarheid doen blijken' [1588; Claes 1994a], loghenstroopen, loghen-straffen 'id.' [1599; Kil.]. Gedeeltelijk ontleend aan Hoogduits Lügen strafen 'onwaarheid aantonen'. Hiermee werd een oudere vorm verdrongen, mnl. loghenstrepen, vnnl. loghenstropen 'iemand voor een leugenaar uitmaken', zoals in wie andren loghenstreept [1275-76; VMNW], die eenen anderen vloeckt, loegenstroopt, oft met woorden injurieert [1548; Stall.]. Hierin is het eerste lid logen 'leugen', zie leugen; het tweede is een werkwoord strepen, stropen 'gispen', dat later vervangen is door het uit het Duits overgenomen verwante straffen 'straffen'. Het woord betekent dus oorspr. 'de leugen weerleggen'. Fries: -
|
naar boven
|