1.   gedicht zn. 'in verzen opgesteld stuk'
categorie:
geleed woord
Mnl. sine hadden al verstaen die wart van din gedichte 'zij hadden de woorden van jouw geschrift helemaal niet gehoord' [1265-70; CG II, Lut.K], van arabie tellet tghedichte 'Over Arabiƫ vertelt het geschrift' [1285; CG II, Rijmb.], soe willic dit gedicht volmaken 'dus wil ik dit gedicht voltooien' [1340-60; MNW-R], ic bid u oec ... dat ghi van die materi maect een goet ghedicht 'ik verzoek u ook dat u over deze stof een mooi gedicht maakt' [1470-90; MNW-R]. Het woord komt ook veel zonder voorvoegsel voor: eer wi dit dicht uan hem begonnen 'eer wij dit geschrift (in verzen) over hem begonnen' [1265-70; CG II, Lut.K], so wil ic swighen ende mijn reden sluten ende mijn dicht eynden 'dus zal ik zwijgen en mijn betoog afsluiten en mijn geschrift (in proza) beƫindigen' [1437; MNW-P].
Afleiding van dichten 2 met het voorvoegsel ge- (sub b en d) in de zin van herhaling van de handeling en van het resultaat van de handeling.
Mhd. getihte, geticht 'gedicht' (nhd. Gedicht); nfri. gedicht 'id.'; zonder voorvoegsel: ohd. dikta 'optekening', oe. diht 'orakel', ofri. dicht 'geschrift, bericht'; on. dikt 'Latijns geschrift' (nzw. dikt 'gedicht').
In het mnl. komen de vormen dicht, zonder voorvoegsel, en gedicht naast elkaar voor, in dezelfde betekenissen, eerst 'geschrift, vertelling' in het algemeen, dan 'geschrift in verzen'. De kortere vorm verdwijnt in de loop van de 19e eeuw, vooral uit het NN, behalve in samenstellingen, bijv. dichtbundel 'bundel gedichten', dichtregel 'versregel', en hekeldicht 'satire', heldendicht 'epos', leerdicht 'gedicht ter lering', treurdicht 'klaaglied, elegie'.


  naar boven