1.   suspect bn. 'verdacht'
categorie:
leenwoord
Mnl. suspect 'verdacht' in lieden, werdech van trauwen, niet suspect wesende 'betrouwbare lieden die niet verdacht zijn' [1370-78; MNW werdich], wettachtighe ende gheen suspecte tuyghen 'erkende en niet verdachte getuigen' [1429; MNW wetachtich]; vnnl. suspect 'verdenking of vermoeden oproepend' in degene die suspect sijn van de pinen der jonctueren 'zij die vermoedelijk een kwaal in de gewrichten hebben' [1514; MNW quicsilver], 'verdacht' in ghoede ende niet suspecte boucken [1566; WNT], De gene die daer van suspect zullen zijn 'degenen die daarvan verdacht zullen worden' [1595; WNT]; nnl. suspect 'verdacht' in zo niet geheel schuldig, ten minsten vry suspect [1724; WNT], (over inventarissen) niet suspect, maar deugdelijk bevonden [1810; WNT].
Ontleend aan Frans suspect, ouder suspet 'verdenkingen oproepend' [1311; TLF], dat zelf ontleend is aan Latijn suspectus 'verdacht', het verl.deelw. van suspicere 'opkijken naar, wantrouwen, verdenken', gevormd uit sub- 'onder, bij' en het ww. specere 'kijken naar', zie spieden.
Fries: suspekt


  naar boven