Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
sleedoorn zn. 'heester (Prunus spinosa)'
Mnl. sledorn 'sleedoorn', sle 'vrucht van de sleedoorn' [beide 1226-50; VMNW].
Samenstelling van slee 'soort pruim, vrucht van de sleedoorn', dat zijn naam wrsch. aan zijn kleur te danken heeft, zie onder, en doorn, vanwege de scherpe takdoorns op het einde van de stengels.
Mnd. slē; ohd. slēha (nhd. Schlehe); oe. slō (ne. sloe); nzw. slån; < pgm. *slaihō-.
Dit gaat terug op pie. *sloiH-kó-, wrsch. een afleiding van de wortel *(s)liH- (IEW 965), evenals Russisch slíva 'pruim' (ook in andere Slavische talen) < pie. *sliH-u-eh2. Pie. *(s)liH- heeft wrsch. een blauwachtige kleur aangeduid, op grond van Latijn līvēre 'blauwgrijs zijn' en Oudiers 'kleur', Welsh lliw 'id.'.
Fries: -