1.   vete zn. 'traditionele vijandschap'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. vede, vete 'vijandschap, twist' in hensi uan ueten 'behalve met betrekking tot een twist' [1237; VMNW], der eweliker ueedenTuschen den uiant ende hare 'de eeuwige vijandschap tussen de duivel en haar' [1265-70; VMNW].
Afleiding van Proto-Germaans *faiha- 'vijandig' met hetzelfde achtervoegsel als in diepte. Het oorspr. achtervoegsel -de is net als bij veel andere woorden in de loop van het Middelnederlands vervangen door -te.
Mnd. veide-, vēde (vanwaar door ontlening nzw. fejd); ohd. gi-fēhida (nhd. Fehde); ofri. faithe, feithe; oe. fǣhð(u); alle 'vete, vijandschap, vijandigheid', < pgm. *faihiþō-. Men neemt reeds onl. *fēda aan op grond van de Oudfranse ontlening faide 'bloedwraak' [12e eeuw; FEW]; deze betekenis is er ook al vroeg in middeleeuws Latijn faida 'id.' [731; Niermeyer].
Afleiding van het bn. *faiha- 'vijandig', waaruit: mnl. vee 'id.', vaker ghevee 'onderling vijandig'; ohd. gifēh 'id.'; ofri. fāch 'vervolgd, verbannen, vogelvrij'; oe. fāh 'vijandig' (ne. foe zn. 'vijand').
Verdere herkomst onzeker. Mogelijk uit *poiḱ- (IEW 795) en afgeleid van pie. *pei- < *peh1i- 'berispen, smaden' (LIV 459), zie vijand. Verwant is dan wrsch. Sanskrit píśuna- 'boosaardig' en mogelijk ook, zij het met onverwachte k < pie. *ḱ, Litouws paĩkas 'dwaas, halsstarrig' en ablautend peĩkti 'berispen, honen'. Verwantschap met Oudiers oech 'vijand' is eveneens onzeker.
Fries: fete (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven