1.   dageraad zn. 'aanbreken van de dag'
categorie:
geleed woord, etymologie van een woorddeel onbekend
Mnl. dageraet 'id.' [1240; Bern.].
De herkomst is onduidelijk. Wrsch. gevormd uit dag 'tijd dat het licht is' met een onbekend achtervoegsel, dat in elk geval niets met het huidige rood of raad te maken heeft.
Mnd. dagerāt, -rēt, -rōt; ohd. tagarōd; oe. dægred (maar ne. daybreak); alle in de betekenis 'aanbreken van de dag'.
Fries: dage


  naar boven