Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "alleen in Belgi of Nederland"

151 tot 160 van 203

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



participium
particulier
partij
partituur
partizaan
partner
parvenu
pas 1
pas 2
pas 3

pasar

Pasen
pasja
paspoort
passaat
passage
passen
passer
passeren
passie
passief


151.   pasar zn. (NN) 'Indische markt'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Vnnl. passer 'markt in Indië' in voor 't hoff was een groote passer vol volck [1622; De Jonge I, 288], bij de passer ... bedelen [1636; WNT passer II], ook de vorm basaer in kleede-basaer 'kledenmarkt' [1648; WNT kleed]; nnl. pasar, passar 'markt, marktgebouw in Indië' in de passar, of markt, ... is een schoon gebouw [1724; WNT vloeren I], pasar malam 'feestelijke avondmarkt' in de passar malam te Padang [1912; NRC], 'nostalgische jaarmarkt in Nederland met Indische producten' [1984; Van Dale].
Ontleend aan Maleis pasar, dat zelf, wellicht via het Tamil, ontleend is aan Perzisch bāzār 'markt', zie bazar. Het Perzische woord was in vele Europese talen ontleend.
Literatuur: Philippa 1991; Veth 2003: 218-220
Fries: pasar
152.   patent 2 bn. (NN) 'voortreffelijk'
categorie:
verkorting, alleen in België of Nederland
Nnl. in de samenstelling patentwaren 'Engelse waren waarop de uitvinder een patent heeft' [1824; Weiland], patent 'gepatenteerd, waar een octrooi op rust' in patent razoors 'gepatenteerde scheermessen' [1840; WNT], patente lucifers [19e eeuw; WNT], patent 'voortreffelijk, uitstekend' in patente meesters 'uitstekende onderwijzers' [1840; WNT], 't ging patent 'het ging heel best' [1853; WNT], hij is zo'n patente kerel [1885; Groene Amsterdammer], hij ziet er patent uit [1909; Koenen].
Hetzelfde woord als patent 1 'octrooi', als verkorting van vaste verbindingen of samenstellingen met de naam van een handelsartikel. Het bn. patent betekende daarom eerst 'gepatenteerd', maar omdat men gepatenteerde artikelen beschouwde als zeer goed in hun soort, ging het ook 'voortreffelijk' betekenen. In de Duitse studententaal werd patent in het begin van de 19e eeuw al gebruikt in betekenissen als 'uitstekend', 'goed bruikbaar', 'goed gekleed, elegant'; mogelijk hebben Nederlandse studenten dit gebruik overgenomen en heeft de studententaal dus bij het ontstaan en de betekenisontwikkeling van het bn. een rol gespeeld.
Fries: -
153.   patjakker zn. (NN) 'schelm, schurk'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. patjakker "fielt, schurk, patser" [1896; Stoett 1925], badjakker "straatvlegel" [1905; Stoett 1925], "deugniet, schelm" [1906; Boeventaal].
Ontleend aan Javaans badjag en Maleis badjak (toenmalige spelling) 'zeeroover', met toevoeging van het achtervoegsel -er (zie -aar), dat veel voorkomt in persoonsaanduidingen.
Men verbindt dit woord ook wel met West-Vlaams patjakken, Oost-Vlaams patsakken 'hinken', een afleiding van een klankexpressief werkwoord tjakken 'strompelen' (NEW), waarbij ook Oost-Vlaams patsak 'lamlendige kerel', patsakkel, patjakker 'klein mismaakt mens' (Debrabandere 2005). Door WNT en Stoett wordt dit verband terecht afgekeurd, aangezien de genoemde Vlaamse woorden geografisch beperkt zijn en de betekenissen niet goed overeenkomen met die van het NN woord.
Fries: -
154.   penoze zn. (NN) 'onderwereld'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. pernooze 'kostwinning, jacht' [1906; WNT], pernoozemannen 'dieven' [1906; WNT], ruize-pinoze 'reuze-handel' [1929; Vaderland], penoze 'onderwereld' [1958; WNT].
Bargoens woord, ontleend aan Jiddisch parnose 'middel van bestaan', uit Hebreeuws parnāsā 'broodwinning'.
Fries: -
155.   pet 2 bn. (NN) 'waardeloos'
categorie:
etymologie onduidelijk, alleen in België of Nederland
Nnl. pet 'waardeloos' in dat is pet [1952; Koenen], dat is pet, zo is het pet "zo lijkt het nergens naar" [1961; Van Dale].
Wrsch. hetzelfde woord als pet 1 'hoofddeksel'. De pet was halverwege de 20e eeuw vooral een hoofddeksel voor arbeiders en boeren.
Fries: -
156.   petticoat zn. 'wijde, stijve onderrok' (NN)
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. petticoat 'wijde onderrok' in Wijde rok met petticoat [1959; WNT Aanv.], dan met andere spelling petty-coats ... worden hier ... door de bakvissen ... pas overgenomen als de tieners in West-Europa die ermee begonnen allang twens zijn geworden [1961; WNT Aanv.], ze had ... een pettycoat onder haar rok en hooggehakte pumps aan [1964; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels petticoat 'onderrok' [ca. 1616; OED3], dat via de betekenis 'rok' [1464; OED3] teruggaat op 'strakke onderjas' [ca. 1420; OED3], samengesteld uit petty 'klein van formaat', dat ontleend is aan Frans petit 'klein' (zie petieterig), en coat, oorspr. 'bepaald soort onderkledingstuk' [ca. 1300; OED3], dat ontleend is aan Oudfrans cote 'onderkleed' [1113; TLF], ontleend aan Frankisch *kotta 'id.'.
De Frankische herkomst van Oudfrans cote is gebaseerd op de geattesteerde vormen ohd. kozzo 'wollen overkleed' en middeleeuws-Latijnse vormen (op Germaanse grondgebied) cottus, cotta [888 en 1015; Niermeyer]. De verdere etymologie van dit Germaanse woord is onbekend.
Een petticoat was een vooral in de tweede helft van de jaren 1950 en het begin van de jaren 1960 veel gedragen onderrok van gesteven stof die (eventueel ook door erin verwerkte baleinen, hoepel e.d.) de daarboven gedragen rok wijd deed uitstaan.
Fries: petticoat
157.   peut
categorie:
verkorting, alleen in België of Nederland
Zie: petroleum
158.   pierement zn. (NN) 'groot straatorgel'
categorie:
geleed woord, leenwoord, alleen in België of Nederland
Nnl. pierement "speeltuig in den uitgebreidsten zin" [1890; WNT], 'groot draaiorgel' in Dat zachte mee-wiegen van haar heupen als ze bij een pierement stond [1912; WNT].
Gevormd met het achtervoegsel -ment van Bargoens pieren 'spelen' [ca. 1860; Moormann], 'muziekmaken' [1922; Moormann], pierelen 'muziekmaken' [1916; Moormann]. Deze woorden gaan terug op vnnl. pieren 'laten horen' in Wyl Pan ... een deuntjen pierden op zyn Fluytjen [1687; WNT pieren V], 'spreken, van zich doen horen' in die venten ... pierden daar weêr Complimenten [1687; WNT pieren V]; dit is wrsch. hetzelfde woord als 'zwieren, zweven' in sy komen pieren aen 'zij (vogels) komen aanzwieren' [1653; WNT pieren II], een verkorting van pierewaaien 'aan de zwier zijn'.
Fries: pieremint
159.   pinnen ww. (NN) 'geld opnemen'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Nnl. pinnen 'geld opnemen uit een geldautomaat' [1991; Hoppenbrouwers].
Afleiding van het eerste lid pin- in samenstellingen als pincode, pinpas, pinautomaat. Aanvankelijk werden deze woorden geschreven als PIN-code enz.; hierin is PIN het acroniem voor persoonlijk identificatienummer of Personal Identification Number.
Fries: pinne
160.   pisang zn. (NN) 'banaan (geslacht Musa)'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland
Vnnl. pysan, pisang 'banaan' eerst als Maleis woord in die Mallayen van Malacca (heetense) Pysan 'de Maleiers van Malakka noemen ze pysan' [1596; WNT], dan 25 bossen Pisangh '25 trossen bananen' [1647-48; WNT], zwijnen-vleesch, rijs ... en Pizang [1670; WNT zwijnenvleesch]; nnl. pisang 'banaan' in schil de pisangs, snijd ze overdwars in tweeën [1910; iWNT], ook 'ongewoon persoon' in 'n rare pisang die man [1910; WNT], een leuke pisang [1915; WNT].
Ontleend aan Maleis pisang 'banaan'. In de loop van de 19e eeuw werd het woord in het NN door de invloed van de vele oud-Indiëgangers steeds gewoner, maar in de 20e eeuw werd het weer vrijwel geheel vervangen door banaan.
Fries: -

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven