41.   berg 3
categorie:
verkorting, volksetymologie
Zie: bergen
42.   besje zn. 'oude vrouw'
categorie:
verkorting
Vnnl. besje 'grootmoeder' [1628; WNT].
Ontstaan uit bestje 'id.', verkleinwoord van best 'grootmoeder; oude, afgeleefde vrouw' [1640; WNT], dat een verkorting is van bestemoer 'grootmoeder' [bestemoers (genitief) 1617; WNT]. Daarnaast ook bestevaar 'grootvader, voorvader' [bestevaer 1616; WNT]; beide met syncope van intervocalische -d-. Het eerste lid in deze samenstellingen is best.
Westfaals bessemōr; nfri. bestemoer; nde. bedstemor.
Literatuur: V. Tuinstra (1940) 'Enige opmerkingen over composita', in: NTg 34, 281, noot 2
Fries: bestemoer
43.   bestuur
categorie:
verkorting
Zie: besturen
44.   bestwil zn. 'belang, welzijn'
categorie:
verkorting
Nnl. om best wil 'ter wille van iemands belang' [1784-85; WNT], leugen om bestwil 'leugen om een goed doel te bereiken (of om erger te vermijden)' [1784-85; WNT].
Het lijkt een samenstelling uit best en wil. Een dergelijke samenstelling uit een onverbogen bn. en een zn. doet Duits aan, maar een Duits equivalent van bestwil bestaat niet. Gezien de oudste vindplaatsen moeten we eerder denken aan een verkorting van de uitdrukking om best wil.
Fries: -
45.   bevel
categorie:
verkorting
Zie: bevelen
46.   bewind zn. 'bestuur, regering'
categorie:
verkorting
Mnl. bewint 'bestuur' [1350-1420; MNW], tbewent 'het rechtsgebied' [1432; MNW-R], 'macht' [1432; MNW-R].
Afleiding van het Middelnederlandse werkwoord hem bewinden 'zich bemoeien met, ten uitvoer brengen, zich de macht toe-eigenen, zich verstouten' [ca. 1445; MNW], dat een afleiding is met be- van het werkwoord winden 'wikkelen'.
Mnd. bewint 'bewind, regering' van bewinden 'omwikkelen, inrichten'; mhd. bewinden 'omwikkelen'; nfri. bewâld.
Naast (hem) bewinden bestond het werkwoord onderwinden (waarnaast ook ofri. underwinda (nfri. jin ûnderwine)) met nagenoeg dezelfde betekenis: 'op zich nemen, zich bemoeien met, iets administreren als eigenaar of beheerder, zijn gezag over iets doen gelden'. De grondbetekenis van bewinden en onderwinden zal 'zich in iets (ver)wikkelen, iets op zich nemen' zijn.
Fries: -
47.   bibs
categorie:
verkorting
Zie: bips
48.   bie bn. 'geweldig'
categorie:
verkorting
Nnl. niet zo bie 'niet zo speciaal (gezegd van een tuinplant)' [1970; WNT Aanv.], ik vond het niet zo bie 'ik vond het niet bijzonder' [1976; WNT Aanv.].
Ook vaak in de uitdrukking bie zijn, zich bie voelen 'zich goed voelen'. Vermoedelijk gaat het om een verkorting van biezonder, dus ik voel me niet zo bie voor ik voel me niet zo bijzonder (goed), zie bijzonder. Een andere (minder waarschijnlijke) mogelijkheid is dat het gaat om een dialectvariant van het voorzetsel bij 1 'nabij, aanwezig' in uitdrukkingen als hij is nog niet bij 'hij is nog niet bijgekomen' of Ah waer ick weer gesont, ah waer ick weder by! 'ach, was ik maar weer gezond, ach, was ik maar weer erbij / op de been / beter' [1662; WNT].
Fries: by
49.   bijt zn. 'in het ijs gehakte opening'
categorie:
verkorting
Mnl. bijt [1300-50; MNW]; vnnl. byt, bijt [1578; WNT].
Afleiding van het werkwoord bijten.
Mnd. bit 'id.'; nfri. byt, bit.
Fries: byt, bit
50.   bips zn. (of mv.) 'billen, achterste'
categorie:
verkorting
Nnl. bibs [1894; WNT Aanv.], bibs, bips 'billen' [1952; Koenen].
Een woord van onzekere herkomst; mogelijk is het een verkorting van bibbers als schertsend eufemisme voor billen, zie bil.
Fries: -

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven