Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

101 tot 110 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



duizelen
duizelig
duizend
dukaat
dukdalf
dulden
dumdumkogel
dummy
dumpen
dun

dunk

dunken
duo
dupe
duperen
duplicaat
dupliceren
dupliek
duren
durf
durfal


101.   dunk
categorie:
verkorting
Zie: dunken
102.   duur 1
categorie:
verkorting
Zie: duren
103.   eerbied zn. 'hoogachting'
categorie:
verkorting
Vnnl. eerbied 'id.' [1643-44; WNT]. Ouder, met dezelfde betekenis, is mnl. eerbiedinge 'eerbied' [MNHW], eerbyedynge [1477; Teuth.], nog nnl. eerbieding [1808; WNT], maar nu verouderd, evenals het iets latere eerbiedenis [1635; WNT], nog in 1822 (WNT).
Afleiding van het verouderde werkwoord eer-bieden 'eer bieden' [1599; Kil.], mnl. (enen) ere bieden '(iemand) eer bieden' [1340-60; MNW-P], zie eer 1 en bieden. Een tussenstap tussen het werkwoord en het zn. is misschien het bn. eerbiedig, zoals ook almacht is afgeleid uit almachtig, bouwval uit bouwvallig en Duits Ehrfurcht 'eerbied' uit ehrfürchtig.
eerbiedig bn. 'met eerbied, met schroom'. Vnnl. facil, goedertierich, eerbiedich oft gewillich [1553; WNT goedertierig], eerbiedich 'met eerbied' [1615-17; WNT schimmeren]. Afleiding van het werkwoord eerbieden. ◆ eerbiedigen ww. 'eer bieden'. Vnnl. [1637; WNT]. Gevormd onder invloed van het bn. eerbiedig naast het oudere en inmiddels verouderde eerbieden [nog in 1859; WNT].
104.   einder zn. 'horizon'
categorie:
verkorting, leenvertaling
Vnnl. in ghesichtender 'horizon' [1599; Kil.]; nnl. Daar d' Eynder nu gansch kronkelig geleek 'Daar de horizon nu heel kronkelig leek' [1741; WNT].
Verkorte vorm van een ouder zn. gezicht(s)einder 'einde van het gezichtsveld', een vertaling van Latijn horizon, zie horizon. Einder is hierbij een nomen agentis bij het Middelnederlandse werkwoord einden, enden 'eindigen', zie einde.
105.   elk vnw. 'ieder'
categorie:
verkorting
Mnl. elc 'ieder' (1236; CG I, 24); het Middelnederlands kende verder elk, eelc en ellik.
Samentrekking van een zeer oude samenstelling, maar het is onzeker uit welke elementen.
Mnd. elk, ellik; oe. ælk (ne. each); ofri. ek, ellik (nfri. elts); er zijn dus weinig variante vormen aan de hand waarvan de oorspr. elementen kunnen worden bepaald. Wrsch. is het eerste lid het telwoord een (< pgm. *aina); het tweede lid zou *(ga)līka- 'persoon', de voorganger van lijk (zie ook -lijk, lichaam) zijn, zodat de oorspr. betekenis 'ieder persoon afzonderlijk' zou hebben geluid. Minder wrsch. is het voorstel van FvWS, dat als alternatief voor de grondvorm van het tweede lid een Nederlands equivalent construeert van ohd. (gi)hwelīh, os. (gi)hwilīk 'ieder' (zie welk), zoals ook in onl. dagauuelikis 'elke dag, dagelijks' [10e eeuw; W.Ps.].
Literatuur: H.K.J. Cowan (1958) 'Ned. elk en dagelijks', in: TNTL 76, 129-131
Fries: elk, elts
106.   els 2 zn. 'gebogen priem'
categorie:
geleed woord, verkorting
Mnl. elsne 'id.' [1240; Bern.], elsene 'id.' [1350-1400; MNW]; vnnl. een elsen 'id.' [1552; Apherdianus]; vnnl. elssen (mv.) 'elsen' [1666; WNT], els 'els' [1714; WNT].
Ontstaan naast de oudere vorm elsen 'id.', doordat deze ten onrechte als een meervoudsvorm werd geherinterpreteerd.
Mnd. else(ne), alse; ohd. alansa (met nasaalmetathese); < pgm. *alasnō-/*alisnō- 'priem'. Aan het Germaans zijn wrsch. zeer vroeg ontleend (via het vulgair Latijn) Oudfrans alesne (Nieuwfrans alêne), Italiaans lesina, Spaans alesna.
Afleiding met pgm. *al- 'priem', zie aal 3.
107.   escort zn. 'betaalde gezelschapsdame of -heer'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. escort 'persoonlijk gezelschap tegen betaling' [1982; Reinsma 1984], 'vrouw die tegen betaling gezelschap levert' [1989; Smits/Koenen].
Verkorting van escortgirl 'betaalde gezelschapsdame'. Het eerste lid wordt ook in andere samenstellingen gebruikt, zoals escortbureau en escortservice, en is ontleend aan Engels escort 'betaalde gezelschapsdame' [1979; Collins], eerder al 'gezelschapsheer' [1936; OED], 'begeleider' [1745; OED], 'gewapende begeleiding' [1579; OED] < Frans escorte 'id.', zie escorte.
In het Nederlands dient een escort altijd tot persoonlijk genoegen, meestal ook op seksueel gebied. Het is daarmee een eufemisme voor dure prostituee geworden. Ook in het Engels bestaat deze eufemistische betekenis, maar nog altijd naast de hoofdbetekenis 'beschermende begeleiding'. Een escort service, in het Nederlands alleen een 'bureau dat escortgirls regelt', is in het Engels in het algemeen een 'dienst die beschermende begeleiding biedt'.
108.   ets
categorie:
verkorting
Zie: etsen
109.   euro zn. 'Europese munteenheid'
categorie:
verkorting, substraatwoord in brontaal
Nnl. als eerste lid in samenstellingen als Euromarkt 'Europese markt' [1956; Maas], Europoort 'havengebied van Rotterdam' [1959; Posthuma 1959], Euromast (toren in Rotterdam, gebouwd in 1960), eurobed (marktnaam voor een bepaald nieuw model bed) [1967; Reinsma 1975], eurocheque 'giraal betaalmiddel' [1970; WNT Aanv.] en Euro-Engels 'versimpeld Engels dat in (Europees-)internationale kringen gebruikt wordt' [1973; Reinsma 1975]; euro 'Europese munteenheid' [1995; Coster 1999].
Verkorting van Europa 'werelddeel' (mnl. Europa [1287; CG II, Nat.Bl.D]) < Latijn Eurōpa < Grieks Eurṓpē. Deze naam is niet Indo-Europees en komt wrsch. uit een voor-Griekse substraattaal. Het was oorspr. de naam van een landstreek in Noord-Griekenland, waar nog verscheidene andere geografische namen met Eurōp- waren. De waternimf Europa uit de Griekse mythologie zal haar naam wrsch. te danken hebben aan het feit dat zij uit dit gebied kwam.
Vóór de keuze (in 1995) van de naam euro voor de munteenheid was euro- vrijwel uitsluitend in gebruik als eerste lid in samenstellingen, om instanties, zaken of personen aan te duiden die te maken hebben met de Europese Unie of met Europa in het algemeen. In de jaren 1960 werd het, gezien de voorbeelden, gebruikt als modevoorvoegsel om te imponeren. Als voorganger van de euro op Europees niveau was als rekeneenheid de ecu in gebruik, een afkorting van European Currency Unit, tevens verwijzend naar de historische Franse muntnaam écu < Latijn scūtum 'schild' vanwege het op de munt afgebeelde wapenschild van de vorst.
Literatuur: F. Gommes (2001) Europa - What's in a name?, Leuven; H.H. Maas (1956) Regelingen Euromarkt, IJmuiden; J. Posthuma (1959) Rotterdam, Botlek en Europoort, Den Haag; Apeldoorn 1997; Philippa 2000a
Fries: euro
110.   ex
categorie:
verkorting
Zie: ex-

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven