1.   ansicht zn. 'prentbriefkaart'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl., eerst nog in de Duitse betekenis: een [brief] met een "Ansicht" van Heidelberg er op [1897; WNT Supp.], daarna in de samenstelling ansichtkaart [1904; WNT Supp.], dan ook verkort tot ansicht, bijv. in ettelijke ansichten [1921; WNT Supp.].
Ansicht is de verkorte vorm van ansichtkaart, dat ontleend is aan Duits Ansichtskarte 'briefkaart met een landschapsplaatje erop' [eind 19e eeuw; Pfeifer], waarin het eerste lid Ansicht 'aanblik, beeld' het Duitse cognaat is van aanzicht.
Fries: aansicht


  naar boven