1.   schrobbering zn. 'uitbrander'
categorie:
geleed woord
Nnl. dat zy hem eene schoone schrobbeering dagt te geeven '... een flinke uitbrander ...' [1785; iWNT].
Afleiding van schrobben in de verouderde betekenis 'scherp berispen', zoals in Dat hy ... sal schrobben overluyt 'dat hij luidkeels te keer zal gaan' [1619; iWNT]. Dit moet een overdrachtelijke betekenis zijn bij schrobben, waarbij men wrsch. moet denken aan het onaangename gevoel dat het schrobben van iemands huid zou veroorzaken.
De uitgang -éring in combinatie met een inheems woord is ongewoon. Misschien is er sprake geweest van volksetymologische invloed van het zowel in klank als in betekenis erop lijkende woord schoffering 'belediging, ontering' bij het aan het Oudfrans ontleende werkwoord schofferen.
Fries: skrobbearring


  naar boven