1.   inauguratie zn. 'plechtige inwijding'
categorie:
leenwoord
Vnnl. inauguratie (der universiteyt) 'plechtige, ceremoniële inwijding' [1575; WNT triomf], 'ceremoniële intreding of installatie (van een persoon) in een ambt' [1596; WNT verheuging].
Ontleend aan Latijn inaugurātiō 'plechtige ceremoniële inwijding', ook algemener 'aanvang', afleiding van inaugurāre '(iemand) plechtig installeren in een ambt, priesterschap e.d.; (een locatie) inwijden'. Gevormd uit in- 3 en augurāre 'voorspellingen doen aan de hand van vliegende vogels', afleiding van augur 'waarzegger, vogelwichelaar'; de oorspr. betekenis is dus letterlijk 'plechtig inwijden op een moment dat de voortekenen gunstig zijn'. De augur had bij de Romeinen een officiële functie als regeringsadviseur. Men veronderstelt wel dat dat woord dezelfde wortel bevat als het werkwoord augēre 'vermeerderen, doen groeien', omdat de augur o.a. goede oogsten voorspelde; het is verwant met wassen 2 'groeien, toenemen' en zie ook auteur.
In het NN is het woord beperkt gebleven tot universitaire kringen; een inauguratie vindt plaats bij het aantreden van een hoogleraar en in sommige universiteitssteden ook bij de toetreding van nieuwe leden tot een studentenvereniging. In het BN heeft het woord onder invloed van Frans inauguration een algemenere betekenis 'plechtige inwijding, opening, ingebruikneming, etc.'. Daarnaast komt het woord in het NN en BN tegenwoordig ook wel voor als leenvertaling uit het Engels, bijv. in persberichten over de inauguratie van een nieuwe Amerikaanse president.


  naar boven