1.   impresario zn. 'belangenbehartiger van een artiest'
categorie:
leenwoord
Nnl. impresario "ondernemer, inz. opera-ondernemer in Italiƫ" [1847; Kramers], naar de Nederlandse uitspraak ook wel impressario [1861; WNT Aanv.].
Ontleend aan Italiaans impresario 'ondernemer van theatervoorstellingen e.d.' [1714; DEDLI], een specifieke betekenis van algemener 'ondernemer' [1644-83; Rey], afleiding van impresa 'onderneming', het verl.deelw. (vrouwelijk) van imprendere 'ondernemen', uit vulgair Latijn *imprehendere, gevormd uit in- 3 'in' en klassiek Latijn prehendere 'nemen', misschien verwant met vergeten. De ontlening aan het Italiaans is misschien verlopen via Frans impresario [1753; Rey].


  naar boven