1.   impregneren ww. 'doordrenken'
categorie:
leenwoord
Vnnl. impregneren 'bevruchten' in [dat zij] van hem geimpregneert is geworden met kinde 'van hem zwanger is geworden' [1658; WNT Aanv.]; nnl. impraegneren "oplossen, verzadigen (van oliën en zouten in de scheikunde)" [1824; Weiland], impregneren 'doordrenken van een vaste stof met een vloeistof om de gebruikswaarde ervan te vergroten', zoals in katoenen en linnen weefsels kunnen ... op een zodanige wijze geïmpregneerd worden, dat het weefsel ... waterdicht wordt gemaakt [1948; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans imprégner 'doordrenken' [17e eeuw; Rey], Oudfrans empre(i)gnier 'vervullen (met een emotie)' [13e eeuw; Rey], 'bevruchten, zwanger maken' [12e eeuw; Rey]. Het Franse woord gaat terug op Laatlatijn impraegnare 'bevruchten', gevormd uit in- 3 'in' en klassiek Latijn praegnāns 'zwanger', gevormd uit prae 'voor' (zie pre-) en de stam van gnāscī, wat de oervorm is van nāscī 'geboren worden' en verwant is met kunne. Sommige vervoegde vormen van het Franse werkwoord werden verward met vormen van empreindre 'afdrukken, doordringen'; onder invloed daarvan is de moderne betekenis 'doordrenken (met iets)' ontstaan.
Voor de betekenis in Weiland 1824 'oplossen ... in de scheikunde' wordt nu meestal verzadigen gebruikt.


  naar boven