1.   indigestie zn. 'verstoorde spijsvertering'
categorie:
leenwoord
Vnnl. indigestie 'het niet verteren' [1650; Hofman]; nnl. hoofdpijn of eene indigestie veroorzaakt door onmatigheid en vadsigheid [1793; WNT].
Ontleend aan Latijn indīgestiō 'verstoorde spijsvertering', afleiding van indīgestus 'niet verteerd', afgeleid met het voorvoegsel in- 2 'niet' van dīgestus, het verl.deelw. van dīgerere 'verteren', algemener 'verspreiden, verdelen', afgeleid met dis- 'uiteen' van gerere 'dragen, voortbrengen', van onbekende herkomst.
digestie zn. 'spijsvertering'. Vnnl. digestie "verdouwinghe" [1553; van den Werve], van swaerder digestie [1569; WNT], licht van digestie [1636; WNT]. Via Frans digestion [ca. 1278; Rey] ontleend aan Latijn dīgestiō. Minder frequent dan indigestie en minder gebruikelijk dan de inheemse samenstelling spijsvertering. ◆ digestief zn. 'middel dat de spijsvertering bevordert'. Vnnl. digestijf 'id.' [1595; WNT vermaken]. Oorspr. alleen als bn. 'de spijsvertering bevorderend, betreffende de spijsvertering'. Ontleend aan Frans digestif 'id.' [eind 16e eeuw; Rey], zelfstandig gebruik van het bn., naar analogie van apéritif, uit Latijn dīgestivus 'betreffende de spijsvertering', afleiding van dīgestus.


  naar boven