|
1. |
schransen ww. 'gulzig eten' categorie: leenwoord Vnnl. schranssen 'gulzig eten' in Ick schransse te minsten voor drie dagen [1504; iWNT], Liefuer zoud ick by ... waghebaert (een biersoort) schranssen [ca. 1561; iWNT]. Wrsch. ontleend aan Nederduits schranzen, schranssen, schrantsen 'gulzig eten' (Grimm), wrsch. een afleiding van een woord voor 'scheur; afgescheurd stuk', dat in het Middelhoogduits voorkomt als schranz 'scheur, spleet'; dit is een afleiding van de wortel *skrind-/*skrand- van het sterke werkwoord *skrindan- 'openbarsten, scheuren', zie schrander. Woorden voor een krachtige beweging leiden wel vaker tot een overdrachtelijke betekenis 'gulzig eten', bijv. bikken 2, buffelen, schrokken, stouwen. Fries: skrânzje-
|
naar boven
|