1.   utopie zn. 'droombeeld'
Vnnl. Utopia 'denkbeeldige volmaakte staat' in Utopia, 't verdichte Nergens-land [1624; WNT utopia]; nnl. utopia, utopie 'onuitvoerbaar plan, illusie' in ieders willekeurig ontworpene theoriën en utopiën [1830; WNT], 'niet te verwezenlijken ideaal' in iets dat wellicht voor altoos een utopia blyven moet [1839; WNT], afschaffing van sterken drank ... eene utopie [1859; Vad.Let. 1, 529], die ... theorie wordt nu in zijn ogen plotsklaps een utopie [1875; WNT zeepbel].
Ontleend, in de oudste attestatie rechtstreeks en in de huidige vorm en overdrachtelijke betekenis via Frans utopie 'droombeeld, niet te verwezenlijken ideaal' [1821; TLF], ouder Utopie 'naam van een denkbeeldige volmaakte staat' [1532; TLF], aan Neolatijn Utopia. De naam die de Britse humanist en politicus Sir Thomas More (1478-1535) in 1516 bedacht voor een eiland met een volmaakt sociaal en politiek stelsel. Het in 1516 in het Latijn geschreven werk Utopia had een grote invloed en werd in 1550 in het Frans vertaald, in 1551 in het Engels en in 1629 in het Nederlands. More vormde de naam van Grieks ou 'niet', van onbekende herkomst, en een afleiding van tópos 'plaats' (van onzekere verdere herkomst), letterlijk dus 'niet bestaande plaats, nergensland'.
Fries: utopy


  naar boven