1.   kwab zn. 'weke lap vet of vlees, deel van lichaamsorgaan; vis (Lota lota)'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. eerst qwappe, eyn visch 'kwabaal ...' [1477; Teuth.]; vnnl. quabbe, quappe 'vis, dikkop' en quabbe 'halskwab van rund' [beide 1599; Kil.], 'weke lap vlees' lippen ... als groote quabben [1635; WNT]; nnl. quab, kwab 'deel van hersenen, lever enz.' in 't quabbetje van de kleine herszenen [1720; WNT], de rechter leverkwab [1860; WNT], 'zekere vis' in kwabbe, kwabaal [1862; WNT].
Een klankexpressief woord, waarvan de grondbetekenis 'soppend geluid' en vandaar 'week, slijmerig iets' moet zijn. Een vergelijkbaar woord is kweb(be) 'verraderlijk moerasland' [1838; WNT kweb I]. In het Middelnederlands bestond ook een frequentatieve werkwoordsvorm quablen 'bungelen' [1477; Teuth.], en zie kwebbelen; in het Nieuwnederlands wordt wel kwabberen gebruikt voor 'lillen'. Klinkervariaties en wisseling tussen vormen met -bb- en -pp- komen bij klankexpressieve woorden vaker voor.
Mnd. quabbe, quobbe 'puitaal, kwabaal' (nnd. Quab 'dikkerd met bolle wangen'); ohd. quappa (nhd. Quappe 'puitaal; kikkervisje, dikkop'); ne. vero. quab, quabbe 'puitaal, kikkervis, zeeslak' is ontleend aan het mnl. of mnd.; nzw. kvabba 'puitaal' is wrsch. ontleend aan het mnd. Daarnaast mnd. quebbe 'moeras'; ne. (verouderd) quab, quabbe 'id.'; nno. kvabb 'kleiachtig fijnzand (grondsoort)'. Verder de werkwoorden me. quappe 'trillen, beven' (ne. vero. quab 'id.'); nde. kvabbe/kvappe 'soppen, glibberen', frequentatieven nnd. kwabbeln 'bobbelen, puilen'; nhd. dial. quappeln, quabbeln 'lillen, schuddebuiken'; nzw. dial. kvabbla 'walgen'. Verder nde. kvabset 'mollig'.
Als eerste lid komt het woord voor in de samenstelling kwabaal 'bepaalde zeevis (Lota lota)', voorheen ook als simplex kwab, kwabbe. Vermoedelijk is deze naam voor een vis met brede kop ontleend aan Latijn capito 'dikkop, vis met brede kop', een afleiding van caput 'hoofd', zie hoofd; die ontlening is dan aangepast aan het in de Germaanse en Balto-Slavische talen al bestaande woord quabbe, quappe 'kikker' (Kluge).
Fries: kwabbe


  naar boven