1.   kuur 2 zn. 'gril'
categorie:
leenwoord
Mnl. cure 'kwaal, ziekteverschijnsel', wrsch. in goet ter quetsueren ende te vele andren curen 'goed voor verwondingen en vele andere kwalen' [1340-60; MNW-R]; vnnl. cure 'kunst, verbazende verrichting' in O Cupydo ... tooght an my u cueren 'Oh, Cupido, vertoon mij uw kunsten' [1539; WNT], 'valse streek' in Zom tem, zom bedryvende looze cueren 'Sommige (dieren) tam, andere vol rare streken' [1539; WNT], 'luimen, grillen' in Griet steckt vol quay curen 'Griet zit vol lelijke grillen' [1669; WNT].
Zeer wrsch. hetzelfde woord als kuur 1. De betekenis 'gril, rare manier van doen' is mogelijk te verklaren uit de trucs van kwakzalvers of eerder uit de verbazingwekkende en onbegrijpelijke verrichtingen van reguliere geneesheren; zijn kuren tonen betekent in sommige Zuid-Nederlandse dialecten nog altijd 'zijn kunsten vertonen, laten zien waar men toe in staat is'. Omdat Middelnederlands cure 'geneeswijze' bij overdracht ook 'ziekteverschijnsel' was gaan betekenen, is het daarnaast ook mogelijk dat onbegrepen ziekteverschijnselen beschouwd werden als vreemde handelingen of aanstellerij, zodat cure ook de betekenis 'raar gedrag, fratsen' kon krijgen.
Fries: kuer


  naar boven