1.   denim zn. 'stevige katoenen stof, spijkerstof'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland, alleen in België of Nederland
Nnl. denims (mv.) 'kledingstukken uit spijkerstof' [1917; WNT Aanv.], denim 'spijkerstof' [1942; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels denim 'id.', een verkorting van serge denim voor een bepaalde soort serge 'gekeperde stof'. De gangbare opvatting is dat dit staat voor serge de Nîmes 'serge uit Nîmes (Frankrijk)'. Zeker is dit echter niet. Van laatstgenoemde stof is namelijk bekend (al van voor de 17e eeuw) dat ze uit wol en zijde werd vervaardigd terwijl denim altijd uit katoen bestaat. In dezelfde tijd zou ook een op wol gebaseerde Franse stof genaamd nim hebben bestaan. De oudste Engelse vindplaatsen uit OED geven geen uitsluitsel: Serge Denims (mv.) [1695] en A pair of Flower'd Serge de Nim Breeches 'bebloemde broek van Serge de Nim' [1703]. Vanaf 1789 duikt (in de Verenigde Staten) het woord denim in de huidige betekenis op: 'zware gekeperde katoenen stof, gebruikt voor overalls en broeken'. In oudere (Britse) vindplaatsen is de bedoelde stofsoort niet altijd duidelijk.
Een parallel is te vinden in jeans 'broek van gekeperde katoenen stof', ouder Engels jean 'gekeperd katoen' [1567; BDE], dat letterlijk betekent 'van Genua', omdat zulke stof daar gemaakt werd.
Populair is denim geworden door de massaproductie van werkkleding uit denim door Levi Strauss (1829-1902). In Nederland verschijnt het woord weliswaar al begin 20e eeuw, maar is het pas sinds kort sterk terrein aan het winnen op het synonieme spijkerstof (NN), jeansstof (BN).
Literatuur: Sanders 1996; Pascale Gorguet-Ballesteros (1994) 'Origines du jeans', in: Histoires du jeans, Parijs


  naar boven